m. (-en) o. (als stofnaam) 1. Eig. singel (I 1). 2.
Metn. sterk band door stoffeerders gebruikt, singelbewoner Vsingdl) m. (-s). singelen I (’singdldn) (singelde, heeft gesingeld) de singel (I D omdoen : een paard -. singelcn II Csingdhn) (singelde, heeft gesingeld) een single spelen.