(‘lustolo:s)
bn. en bw. (...lozer, -t)
1. Algm. zonder lust, energie, geneigdheid om iets te doen ; die ziekte heeft hem gemaakt; hij lag in een ...loze houding in een luierstoel; ...loze ogen; een bestaan, verblijf; in ...loze afwachting ; zich uitstrekkend op zijn bed.
2. Hand. waarbij de zaken moeilijk tot stand komen : een ...loze stemming heerste op de markt; een ...loze markt.