('lumməl) m. (-s) [~ loom]
I. Eig.
1. lompe en onhandige jongen, man : een van een zoon; enige onbeschaafde -s.
2. Uitbr. sul : wat een !
II. Metf.
1. Kaartsp. gedurende een spel niet medespelende persoon.
2. ijzeren pen waardoor een boom beweeglijk met de mast verbonden is.