(luikən) (look, loken; geloken)
1. (heeft) dicht-, toedoen, sluiten : laat de luiken geloken zijn; met geloken ogen; zijn (eigen) ogen of de ogen of het oog -; hij heeft vannacht geen oog geloken; de slaap, de dood look haar de ogen.
2. (is) dicht-, toegaan, sluiten : haar ogen -; -de oogleden.