('in) (schoot, schoten in, ingeschoten)
I. (heeft)
1. naar binnen schieten : kogels de stad -.
2. toeleggen, verliezen : geld erbij -; het leven erbij -.
3. tot juist schieten geschikt maken : een nieuw geweer -.
II. (is)
1. snel binnenkomen : de stoomboot schoot de haven in.
2. in de gedachte schieten : daar schiet me een aardig voorbeeld in.
3. ontgaan, gemist worden : het reisje schoot erbij in.