('toe) (legde toe; heeft toegelegd)
1. sluiten, door er iets op te leggen: een put -.
2. toevouwen: het linnengoed -.
3. verlenen, toewijzen: iemand een jaarwedde -.
4. bijdragen tot, bijleggen: elk moet wat -.
5. toegeven: ergens geld op -.
6. een aanslag doen: het op iemands leven -. Syn. ➝ aanleggen.
7. zich -, biezonder studeren: zich op de natuurkunde -. ➝ borst. Syn. ➝ beijveren (zich).