(gene) [Got. nih, niet + een]
I. ontkennend bepalend lidwoord niet de of het: recht hebben; tijd, rust, vrede; alkohol verdragen; te gener tijd.
II. ontkennend onbepaald lidwoord:
1. niet een: aanvang nemen; begrip hebben; geheim van iets maken; hij is Vondel; is dat Rubens?
2. (een) slecht: dat is mens, weer; dat zijn manieren.
III. vrnw.
1. (zelfst.) niemand: onzer; van beiden; van allen.
2. (bijv.) (gene) niet één: mens; volk; levend wezen; land; bezwaren; ander; enkel; een; van gener waarde; volstrekt -. ➝ deel, grein, haan, snars, zier.
IV. bw. van ontkenning: de minste opgewektheid.