(daalde, is gedaald)
1. geleidelijk omlaaggaan: de ballon daalde; de zon daalt.
Syn. storten, struikelen, tuimelen, vallen, zakken, zinken. ➝ graf.
2. afnemen in toonhoogte of sterkte: het heffen en der stem.
3. minder worden: de prijzen -; zijn populariteit is erg gedaald. ➝ effekt.