Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 29-06-2020

bloot

betekenis & definitie

(blo:t)

I. bn. en bw. (bloter, -st)
1. onbedekt, onbekleed : met blote armen; op de blote grond slapen; op zijn blote knieën zitten; een blote geleiding. → hemel, open. Sm kaal, naakt.
2. uit de schede getrokken : met de blote degen.
3. zonder zadel: op het blote paard.
4. ongewapend : met het blote oog.
5. onbeschermd : iemand de blote borst bieden.
6. door niets bewezen: een blote bewering; een vermoeden.
7. eenvoudig, zonder meer: een blote formaliteit; een toeval; dat is de blote waarheid.

II. bw. alleen, enkel: hij deed het om te plagen; uit belangstelling.

< >