Wat is de betekenis van Bloot?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bloot

I. bn. en bw. (bloter, -st), 1. (met betr. tot het lichaam) zonder bedekking, zonder kleren, onbedekt: blote armen ; in zijn blote hoofd ; op zijn blote benen (voeten) lopen, scherts, op zijn blote bajonetten of strijkijzers; — je zult er mij nog op je blote knieën voor danken, er ten zeerste dankbaar voor zijn ; — ik doe het op mi...

2025-07-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bloot

bloot - Bijvoeglijk naamwoord 1. zonder bedekking door kledij Ze bedekte haar blote armen toen ze het koud kreeg. 2. (juridisch) waar geen handeling aan te pas komt De tijd en de naburigheid zijn voorbeelden van blote rechtsfeiten. 3. blote vo...

2025-07-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bloot

bloot - bijvoeglijk naamwoord 1. zonder bedekking van kleren ♢ toen zij uit de douche kwam, was ze bloot 1. een blote jurk [die veel bloot laat] 2. op blote voeten ...

2025-07-25
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Bloot

1. - slaat dood, uitroep bij het aftikken of krijgertje spelen. Klaar om partnertje te ruilen, / Vaag in het hoofd nog ‘bloot slaat dood’, / ‘Waar twee ruilen, moet één huilen’, / ‘Schoon hun vader het hen verbood.’ (Frans Halsema: De vroeg grijze generatie, 1978) Hoofdredacteur Cathal Goan blijft optimistisch roepen dat zijn omroep het Iers weer p...

2025-07-25
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Bloot

Het is niet zeker maar wel waarschijnlijk dat het woord bloot verwant is met blood dat wij nog kennen in bloodaard: lafaard en dat hetzelfde is als bleu: verlegen. Ook het woord blut: alles verloren hebbend kan hierbij horen. Bloot is natuurlijk in de eerste plaats: naakt, onbedekt, ongekleed zowel wat het gehele lichaam als wat een deel ervan betr...

2025-07-25
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

bloot

bn., bw., (i.h.b.:) 1. onbedekt. Het is goed, ik zal komen; maar ik kan niet over den blooten weg gaan, dus moet je van hier af tot aan je woning een tapijt van droge bladeren en takken voor mij leggen (Penard 1924: 330). 2. onbebouwd (grond). Te koop: blote kavel (DWT 23-2-1981, in adv.). Daarnaast gelegen perceel 12 x 32 m geheel bloot (WS 191 -1...

2025-07-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

bloot

blote, kaal, onbedek; eenvoudig, sonder meer; slegs alleen.

2025-07-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Bloot

adj. & adv., bleat, neaken; met blote benen, bleatskonk(s); met blote benen lopen, bleatskonkje.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bloot

bn., bw. bloter, blootst (1 onbedekt inz. zonder kleren; 2 eenvoudig, zonder meer): 1. met het blote hoofd; op blote voeten; zegsw. God danken op zijn blote knieën, innig dankbaar zijn; 2. een blote formaliteit; bloot om mij te plagen; een bloot toeval; z. eigendom, nog: met de blote degen, uit de schede; op het blote paard, zonder zadel; met...