('bal) m. (-en), Mned. baer, bloot + last,
I. Eig. waardeloze last van keien, zand enz. onder in een schip, om het in evenwicht te houden: innemen, inhebben; in -, met , op zijn liggen, varen, zonder lading.
II. Metf.
1. zakken met zand aan de gordel van een → ballon, die men ledigt als men hoger wil stijgen.
2. Spoorw. last van grind, op de dwarsliggers der rails, om deze op hun plaats te doen blijven. →
3. nutteloze last: geheugenkraam is maar -.