een beroep op God als getuige van de waarheid van wat men zegt. In het vroegrabbijnse jodendom werd de eed alleen toegestaan in civielrechtelijke processen, niet bij het strafrecht.
De regels voor het omgaan met eden zijn vastgelegd in het talmoedische traktaat Shevu'ot (eden). In de tijd van de Tweede Tempel werd soms bij het altaar gezworen, later vooral bij de Tora. Omdat eden een belangrijke functie hadden in het economische verkeer, gingen de rabbijnen veelal pragmatisch te werk bij het vaststellen van de toegestane vormen van zweren.