Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

Witte wyven

betekenis & definitie

WITTE WYVEN. Voor niet een der geringste voordeelen van onze meer verlichte tijden mogen wij het houden, dat het rijk des bijgeloofs, zo niet geheel, immers in zeer veele opzigten, heeft uitgediend.

Het bijgeloof is een kwaad, welk, vroeg en laat, aan het menschdom de droevigste onheilen heeft berokkend. Het redelijk verstand wordt daar door in zijne hooge vlugt verhinderd. Angsten en verschrikkingen stooren de kalmte der ziele, en houden het gemoed in gestadige onrust. Ieder geringste voorval is genoeg om verschrikking aan te jaagen. Snood bedrog wierdt, onder zijnen dekmantel, dikmaals gepleegd, en aan het op zich zelve reeds ongelukkig menschdom ramp op ramp berokkend. Groot was, ten allen tijde, het getal der zulken, welke het bijgeloof ten dienste stonden. Men ontmoette ze onder beiderlei, en, misschien, in grooter getal onder het Vrouwelijk, dan onder het ander geslagt.Berugt op de lijst deezer, hoewel hoogstgeëerbiedigde, nogthans rampkweekende Priesteressen, zijn de zeer vermaarde zo genaamde Witte Wijven. Al vroeg ontmoet men dezelve onder onze Voorouders, de Germaanen of Duitschers, die, hoewel, voor ’t overige, van gezond verstand niet ontbloot, egter geene genoegzaame sterkte van geest bezaten, om zich van deeze kluisters des bijgeloofs te ontslaan. Vooral ontmoette men dezelve in het Landschap Drenthe, alwaar zij in onderaardsche holen of opgeworpene bergjes, van binnen bewoonbaar, haar verblijf hielden. Vooral, meent men, zouden zij zich onthouden hebben niet verre van de hoofdplaatze diens Landschaps, Assen, in of bij eene Boerschap of buurt, alwaar men, nog in laatere tijden, de overblijfzels dier holen of bergjes zou ontmoet hebben. Witte Wijven wierden ze genaamd, ’t zij dan bij verkorting van Wittinghe, in het aloud Duitsch, wijs, verstandig en voorzigtig beteekenende; ’t zij, om dat ze, gemeenlijk, in het wit gekleed waren; welke laatste afleiding of naamsreden niet onwaarschijnlljk zal voorkoomen, wanneer men in aanmerking neemt, dat, van ouds, het wit gewaat als den Goden meest aangenaam, en, diensvolgens, derzelver dienaaren en dienaaressen best voegende, beschouwd wierdt. Behalven het voorspellen van toekoomende gebeurtenissen, was ook haar werk, iemand zijn geluk of ongeluk aan te kondigen; als mede, de zulken, die door ontvreemding, of op eenige andere wijze, iets hadden verlooren, den roover, of de plaats, alwaar het verlorene zich bevondt, bekend te maaken. Daar de voorspelling of aanwijzing, nu en dan, door de uitkomst wierdt bevestigd, behoeven wij ons niet te verwonderen, dat de Witte Wijven in geene geringe eere en waarde gehouden wierden. Bij den Overijsselschen Dichter GERRIT VAN DER HORST, in zijn Zwol Verheerlijkt, ontmoeten wij de volgende niet onbevallige regels, op ons onderwerp slaande.

“Een autaar, nooit door man in ’t offer’ te onderhouwen,

Maar Priesterinnen, ons door wijze of Witte Vrouwen,

Zegevrouwen van den Raad des Hemels, Iang bekent,

Waar van ons ’t domme volk ontelb’re grollen vent;

Versierslen, die het weet zoo aardig toe te taklen,

Dat lichtgelovigen die eeren als orak’len.”

Zie HALMA, Tooneel

< >