Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

WATERINGE

betekenis & definitie

eene Ambagtsheerlijkheid en Dorp, in Delfland, meer bepaaldelijk in het, dus genoemd, Westland. De uitgebreidheid van het Ambagt vinden wij op twaalfhonderd en acht Morgens en vijfhonderdvierënveertig Roeden Lands begroot. De opgezeetenen, vernomen hebbende, dat de grond der Heerlijkheid, op zommige plaatzen, tot turfgraaverije zeer geschikt was, hebben, voor omtrent vijftig jaaren, naa vooraf bekoomen Oktrooi van de Staaten van Holland en Westfriesland, met het uitveenen een begin gemaakt, en zijn, zedert, daar in niet ongelukkig geslaagd.

Voorts ontmoet men, in het Ambagt, veele Tuinen en Hoven, die eene menigte van keurlijk Oost en smaaklijke Peulvrugten uitleveren. Daarenboven geneeren zich veele opgezeetenen met het houden van Bijen. De Mee, welke hier wordt gebrouwen, was reeds van ouds vermaard, en, vóór het meer en meer toegenomen gebruik van wijn, daar in een merkelijk vertier. Ten blijke van den toeneemenden bloei der Heerlijkheid, kan, onder andere, dienen, dat het getal der Huizen, gerekend zints het jaar 1632, in het tijdverloop eener Eeuwe, van zesëntachtig tot op honderdschtëndertig is aangegroeid. Het Dorp, liggende omtrent een uur gaans ten Westen van Delft, en even zo verre ten Zuiden van 's Graavenhage, is fraai en welbebouwd. Het ligt aan eenen Vaart, van welken het zijnen naam schijnt ontleend te hebben.

De Kerk, weleer aan JOHANNES den Dooper gewijd, bestaat uit twee Kruispanden, en is tamelijk ruim. De Toren pronkt met een netten achtkantigen Spits.Niet verre van het Dorp, in het Westen, ligt eene Lustplaats, welke, in de gedaante van derzelver huis, kenmerken van eenige oudheid draagt. Zij voert den naam van het Hof te Wateringe, om dat, volgens zommigen, het Stamhuis van de Heeren van Wateringe, weleer op deezen grond gestaan heeft.

< >