gebroeders, gehooren te Amsterdam, onzeker in welk jaar, doch reeds lang voor het midden der voorgaande Eeuwe, naardien men ergens vindt aangetekend, dat JAN, in of omtrent het Jaar 1690, den ouderdom van zesenvijftig jaaren hadt bereikt. Hunne hoofdzaak was het Plaatsnijden, waarin zij uitmuntten.
KORNELIS, de oudste der twee, verstondt ook eene wijze van tekenen met zwart krijt, die bij de kenners hoog geagt wordt. Op den gemelden ouderdom begon zich ook de andere op de Schilderkunst toe te leggen.Zie HOUBRAKEN.