een beroemd Staatsman, gebooren te Middelburg, in Zeeland, bekleedde eerst den post van Sekretaris, en daar naa dien van Pensionaris in zijne Vaderstad. Vervolgens klom hij op tot de waardigheid van Raadsheer in het Hof van Vlaanderen, om vervolgens, in de maand Junij des Jaars 1651, dezelve met het Ampt van Sekretaris van Zeeland te verwisselen; ‘t welk hij bekleedde tot in de maand November des Jaars 1658, wanneer het gewigtig Ampt van Raadpensionaris van Zeeland hem wierdt opgedraagen.
Onder het waarneemen van hetzelve voleindigde hij zijne dagen, op den vijfëntwintigsten November des Jaars 1663. De Heer VETH was niet alleen een geleerd, maar ook een welspreekend man. Terwijl hij nog Raadsheer was, zonden hem ‘s Lands Staaten op de Groote Vergadering in ‘s Graavenhage, alwaar hij, uit naam zijner Meesteren, de Staaten van Zeeland, den voorslag deedt, „dat de verschillen, tusschen de Gewesten ontstaande, of door eenige Heeren uit de Geregtshoven, of door eenige ervarene en bescheidene Heeren uit de Regeering, hier toe bijzonderlijk gemagtigd, behoorden afgedaan en beslegt te worden.”
Zie DE LA RUE, Geletterd Zeeland; J. WAGENAAR, Vaderlandsche Historie.