misschien een Kleinzoon van UBBO, boven vermeld, wordt gehouden voor den laatsten der Hertogen van Friesland, en zou een weinig naa het midden der Vierde Eeuwe overleden zijn. Volgens het berigt, welk de aloude Kronijkschrijvers van hem geeven, zou hij, omtrent Dokkenburg of Dokkum, en omtrent Stavoren, en alzo in het Zuidlijk en Oostlijk gedeelte van het tegenwoordig Friesland, veel volks verzameld, en daar mede de landen, Zuiden Oostwaarts gelegen, bezogt, veele Piaatzen en Sterkten veroverd, en alzo de paalen van zijn gebied merkelijk hebben uitgezet.
Wijders wordt van hem verhaald, dat hij over de rivieren de Eems en de Wezer, eertijds grensscheidingen der Friezen en der Kauchen, getrokken zijnde, de landen, die, ten grooten deele, door de Kauchen verlaaten waren, bemagtigd heeft. De Landzaaten, aan de overzijde van de Eems, in ’t Oost van Friesland gelegen, zouden aldus onder het gebied der Friezen gekoomen zijn, den naam van Oostfriezen aangenomen, en dien tot op den huldigen dag behouden hebben. UDOLF liet twee Zoonen naa, HENGISTUS en HORSUS, in de Engelsche Geschiedenissen zeer vermaard.Zie WINSEMIUS en SCHOTANUS.