Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 15-03-2024

SMID, JAN JANSZOON

betekenis & definitie

was een der agtenswaardige aanzienlijke Amsterdamsche burgers, die goederen, vrijheid en leeven in de waagschaal stelden, om, naar de inspraak van hun Geweeten, den Allerhoogsten te dienen, naar de regelmaat der meer gezuiverde leerbegrippen, aangaande de waarheden des Christlijken Godsdiensts. Elders hebben wij reeds verslag gedaan van de verrigtingen van REINIER KANT en LAURENS JAKOBSZOON REAAL, om het openbaar prediken der Hervormden te bewerken.

JAN JANSZOON SMID was, hier in, hun medestander, en vinden wij zijnen naam vermeld, nevens die van KORNELIS WILLEMSZOON HHOFT en deszelfs Dogter AAGT of AAGJE KORNELIS HOOFT, onder de zulken, welke, op Zondag, den eenëntwintigsten Julij des Jaars 1566, bij het Huis te Kleef, even buiten Haarlem, onder het gebied des Heeren VAN BREDERODE, de openbaare prediking hebben bijgewoond, zijnde de tweede, welke, tot dien tijd toe, in Holland gehouden was.Zie J. WAGENAAR, Beschr. van Amst.

< >