was een Bevelhebber in dienst der Nederlandsche Westïndische Maatschappij, vermaard om zijne verrigtingen op Brazil. Naa dat hij reeds voorheen eenen togt derwaarts gedaan, en, op de Portugeezen, verscheiden voordeelen hadt behaald, zonden hem de Bewindhebbers, andermaal, na dat Eiland, in den Jaare 1646, in gezelschap van vijf bekwaame en aanzienlijke mannen, welken het bewind van Regeeringe was aanbevolen; SCHUPPEN moest het bewind over Krijgszaaken voeren. Deerniswaardig was, ten dien tijde, de toestand der Nederlanderen in het Recif, alwaar de Portugeezen hen deerlijk benaauwden, en zij, hoewel in een elendigen staat, nog eenigen tegenstand booden.
De aankomst der Vloot bragt aldaar den overvloed van Mond- en Krijgsnoodwendigheden. Om de afvallige Portugeezen tot hunnen pligt te brengen, ontving SCHUPPEN straks bevel, om met eenige benden tegen hen op te trekken. Verscheiden maalen raakte hij met den vijand handgemeen, doch met weinig voordeel, alzo zijn volk geenen stand wilde houden, maar, op den geringsten tegenstand, te rug deinsde. Met spijt vervuld, en om aan anderen een afschrikkend voorbeeld te geeven, velde SCHUPPEN, met eigen hand, eenen Vaandrig en verscheidene Soldaaten. Vervolgens ontving onze Veldheer last, om, met tweeduizend man, het land rondom het Recif plat te scheeren, en, door dit middel, het vernestelen aan den vijand aldaar te beletten. Doch hier in ontmoette hij zo veel tegenstands, dat hij, ten zelfden oogmerke, na het Eiland Taparipa wierdt gezonden. Beter slaagde hij hier in zijne onderneeming. Alles wierdt aldaar verwoest en verdelgd, en tweeduizend Opgezeetenen over den kling gejaagd. Doch hij vondt zich, eerlang, genoodzaakt, dat Eiland te verlaaten, en te rug te keeren na het Recif, ’t welk, uit eenen opgeworpen Schans, door de Portugeezen, heevig beschooten en deerlijk wierdt gehavend. Uit ‘s Lands Geschiedenissen is bekend, hoe het Eiland Brazil, eenige jaaren laater, te weeten, in den Jaare 1654, aan de Portugeezen overgegeeven, en door de Hollanders geheel ontruimd wierdt. Nevens WALTER VAN SCHOONENBURG en HENRIK HAAKS, hadt SCHUPPEN, ten dien tijde, het voornaamste bewind in handen, zo in zaaken van Regeeringe als van Oorlog.
Bij hunne aankomst in Holland stondt tegen hen eene menigte van klaagers op. Zij wierden beschuldigd, hun gedrag niet te kunnen verantwoorden, zelf niet voor de redenen, welke zij aanvoerden, om welke zij het Recif en de andere versterkte plaatzen hadden overgegeeven, geene voldoende bewijzen te kunnen bij brengen. Even als de anderen, wierdt, diens volgens, SCHUPPEN in hegtenis genomen. Veel viel ’er te doen, wie de anderen moest vonnissen. SCHUPPEN, als zijnde een Krijgsman, wierdt te regt gesteld voor den Krijgsraad in ’s Graavenhage. Deeze, geenen grond vindende om hem van lafhartigheid, veel minder nog van verraad, te beschuldigen, stelde hem, naa eenige maanden zittens, op vrije voeten, met geene andere straffe, indien het dien naam moge voeren, dan met verlies van zijne Wedde, zints den tijd dat hij het Recif hadt verlaaten.
Zie MONTANUS Brasil.