Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 15-03-2024

SCHULTINGIUS, KORNELIUS

betekenis & definitie

gebooren te Steenwijk, in de Provincie van Overijssel, omtrent het midden der Zestiende Eeuwe, naa zich, volgens den smaak zijner tijden, in de Wijsbegeerte en Godgeleerdheid te hebben geoeffend, beklom den trap van Licentiaat in de laatgenoemde Weetenschap, en wierdt vervolgens aangesteld tot Regent van S. Laurens-Kollegie, en daar naa tot Kanunnik in de S.

Andrieskerk te Keulen. SCHULTINGIUS was, in zijnen tijd, een der ijverigste Voorvegters van de Leere der Roomsch Katholijke Kerk. De Protestanten, vooral de Hervormden, ging hij te keer met alle de wapenen, welke zijne bedrevenheid in de Geschilvoerende Godgeleerdheid hem aan de hand gaf. Met JOANNES CALVINUS en PETRUS MARTYR tradt hij, vooral, in het strijdperk. De vrugt daar van was zijn vermaard Werk, ’t welk tot titel voert Bibliotheca Catholica et Orthodoxa contra Summam totius Theologiae Calviniana, in Institutionibus Jo. Calvini et Locis Communibus Patri Martyris Comprehensae. Een ander Werk van hem, dienende ter verklaaringe van de voornaamste Leeringen zijner Kerke, is voorhanden, onder den titel van Bibliotheca Ecclesiastica, sive Commentariorum Sacrorum de expositione Missalis et Breviarii Tomi IV. SCHULTINGIUS overleedt op den twintigsten April des Jaars 1604. Een broeder van hem, insgelijks te Steenwijk gebooren, PETRUS SCHULTINGIUS genaamd, bekleedde het Hoogleeraarampt in het Kerkelijk en Waereldlijk Regt, en was tevens Pensionaris te Keulen.

Zie SWEERTII Athenae; VAL. ANDREAS, Biblioth. Belgica.

< >