Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 25-01-2023

Plemp, Kornelis Gysbertszoon

betekenis & definitie

KORNELIS GYSBERTSZOON PLEMP, gesprooten uit een aloud Geslagt, eertijds te Zaandam vermaard, doch van daar verhuisd, in den persoon van den Overgrootvader van het onderwerp deezes Artikels, na Amsterdam, wierdt hier gebooren, op den vijfentwintigsten Augustus des Jaars 1574. Hij oeffende zich, op onderscheidene tijden, in zijne Geboortestad, te Haarlem en Leiden, in de Latijnsche en Grieksche Taalen, Welspreekendheid en Digtkunde.

VONDEL geeft elders te kennen, dat hij, nog jong, eenigen tijd, ter oeffeninge, zich bij den Donaustroom onthouden heeft. In rijpen ouderdom sleet hij eenigen tijd aan ’t Hoogeschool te Leuven, als Student in de Geneeskunde. Zedert, de beoeffening deezer weetenschap, met die der Regtsgeleerdheid verwisseld hebbende, reisde hij na Frankrijk, nam onderwijs te Douai, en beklom te Orleans den trap van Licentiaat. Naa zijne wederkomst in Holland, zette hij zich neder in 's Graavenhage, bezogt aldaar de Pleitzaal, doch hieldt zich voornaamelijk bezig met het beoeffenen der Latijnsche Dichtkunde en andere takken van Geleerdheid. Een bundel Latijnsche Gedichten, welke in den Jaare 1630 het licht zag, was ’er de vrugt van. Al vroeger hadt PLEMP eene proeve van zijn Dichtvermogen gegeeven, in zijne onderneeming wegens eene Beschrijving van Amsterdam in Latijnsche Vaerzen, Amsterodamum Monogrammon getijteld. De opkomst en oude gedaante der Stad worden 'er sierlijk in beschreeven. Doch het Dichtstukje, welk in den jaare 1616 het licht zag, beslaat slegts dertig bladzijden in quarto. WAGENAAR gist dat PLEMP de voortzetting van zijnen arbeid staakte, omdat, onzeker om welke redenen, de toegang tot Stads Registers voor hem niet open stondt. PLEMP, gelijk wij straks aanmerkten, weinig lust hebbende tot het pleitbezorgen, verhuisde uit 's Hage na Amsterdam, alwaar hij in den echt tradt met GEERTRUID DOBBES. Hier sleet hij zijne dagen in eene aangenaame rust, kennis en vriendschap houdende met de geleerdste mannen van zijnen tijd, onder andere met den Drossaart PIETER KORNELISZOON HOOFT, en met deszelfs Vader KORNELIS PIETERSZOON HOOFT. Hij volgde hier in den last zijns Vaders, die hem dikmaals hadt vermaand, het Geslagt der HOOFTEN in eere en waarde te houden. PLEMP overleedt omtrent het einde des Jaars 1638. Hij was, hoewel een gemaatigd, nogthans ijverig voorstander van den Roomschen Godsdienst; ’t welk VONDEL hem van zich zelven doet zeggen:Doch boven Poezy en snaar

Omhelsde ik yvrigh 't Roomsch altaar,

En hing om staet noch snoot genot

Mijn hart aan niemant dan aen Godt,

En Jezus nimmer feilbre stem.

Hier rust nu
PLEMP. Ay, bidt voor hem.



PLEMP liet, misschïen, nog andere kinderen, althans twee Zoonen naa. Een van hun was, even als de Vader, een Regtsgeleerde. Beiden schijnen werk gemaakt te hebben van de Dichtkunde: immers vinden wij hen vermeld onder de gemeenzaame Vrienden van JOOST VAN DEN VONDEL.

< >