Pasor, Matthias

betekenis & definitie

MATTHIAS PASOR, gebooren in den Jaare 1599. Den grond zijner volgende vermaardheid leide hij te Heidelberg. Om te ruimer bestaan te hebben, woonde hij aldaar, een tijd lang, bij een vermogend’ Burger, als Leermeester van deszelfs kinderen. De Wijsbegeerte en Wiskunde waren de weetenschappen, op welke hij zich voornaamelijk toeleide. Ook in deeze, als mede in de Hebreeuwsche Taale, gaf hij, bovendien, onderwijs aan eenige Jongelingen. Naa verloop van tijd wierdt PASOR, in de gemelde Stad, het Hoogleeraarampt in de Wiskunde aangebooden. Om de Oorlogsrampen, welke ook op zijn verblijf nederdaalden, vondt hij zich genoodzaakt, naa verloop van twee jaaren, zedert zijne aanstelling, die Plaats te verlaaten. Zedert leide hij een zwervend leeven, doch onthieldt zich meest in Engeland, aan 't Hoogeschool te Oxfort, afzonderlijk onderwijs geevende in de Godgeleerdheid en Oostersche Taalen. Hij verkoos dien leevensstand, boven eenen anderen, hem aangebooden door den vermaarden Ierschen Aardsbisschop USSERIUS, die, met de belofte van een Jaargeld, boven vrije tafel, hem na Ierland zogt te lokken. Zedert wierdt hij beroepen, ten gemelde plaatze, tot Hoogleeraar in de Oostersche Taalen. Drie jaaren bekleedde hjj deezen post, om dien te verwisselen met het Hoogleeraarampt in de Wijsbegeerte te Groningen. Het onderwijs in de Wiskunde, en naderhand in de Godgeleerdheid, wierdt hem, naa verloop van eenige jaaren, aanbevolen. PASOR overleedt in den Jaare 1658. Nooit was hij gehuwd geweest. Ondanks zijne geleerdheid, konde hij niet besluiten om iets in 't licht te geeven. Hij gaf daar van voor reden, de Jeugd niet te willen aftrekken van de goede Boeken, welke reeds voorhanden waren; als mede de Boekverkoopers niet verarmen, door dezelven op kosten te jaagen met de afgifte van Werken, welke schaars of nooit verkogt worden.