Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 09-12-2022

Nyenoord

betekenis & definitie

WIGBOLD VAN EUSUM, Heer van NYENOORD, een Krijgsheld, en minnaar van 's Lands Vrijheid en Voorregten, verworf, omtrent het Jaar 1580, last van de Staaten der Vereenigde Nederlanden, tot het werven van een Regiment Knegten, van zes Vaandelen; ieder derzelven bestondt uit honderdvijftig Koppen. Het eerste bedrijf daar mede, was een togt na Winsum, met zeshonderd man; hij lag 'er verschanst, eer nog acht dagen verloopen waren. Nu maakte hij eenen aanvang van zijne verrigtingen, met het verjaagen en vangen van een deel Soldaaten, door de Groningers uitgezonden. Nog twee andere

Vaandels, nog ongemonsterd, viel hij insgelijks op 't lijf, dreef ze op de vlugt, doodde 'er zestig van en kreeg vijftig gevangenen. Om het ontzet van Steenwijk te bevorderen, kwam de Heer van NYENOORD, verzeld van den Stedehouder van den Heere VAN MERODE, in den Jaare 1581, te Blokzijl, aanbrengende vijftienhonderd man en verscheiden Wagens met mondbehoeften: tot bijstere ontsteltenisse van 't vijandelijke Leger; in 't welk, kort daar naa, een schroomlijke oproer rees.

In dat zelfde jaar waagde NYENOORD, hoewel met een ongelukkigen uitslag, een toeleg op de Troepen van den Stadhouder RENNENBERG, die te Auwert, een Dorp in Groningerland, vernesteld lagen. Om den Staatsgezinden Overste den weg na de Zee af te snijden, verstoutten zich dezelve, eenen Schans aan het Reediep op te werpen; 't welk hun, evenwel, zeer kwalijk verging, vermids NYENOORD, hun oogmerk vermoedende, bij tijds eene laage leide, en uit dezelve eenigen doodde of gevangen nam. Zo voldaan waren de Friesche Staaten over dit bedrijf, dat ze den Veldheere toezonden twee maanden soldij voor zijne Knegten, eenig Schietgeweer, nevens bevel om Groot Auwert aan te tasten. Op den achttienden Maij des gemelden jaars slaat hij derwaarts op weg, met zeventien Vaandels, zet wagten uit, en plant geschut tegen de Poorten van het Klooster. De Rennenbergschen, hier van verwittigd, begeeven zich insgelijks daar heenen. Duidelijk zag de Heer VAN NYENOORD het gevaar, welk hij thaus liep. Doch, overstemd van de meerderheid, moest hij zijne benden in dagorde schaaren, en mengde daar onder een deel Friezen, met geen ander Wapentuig dan Springstokken, te zijner hulpe toegeschooten. Den aanrukkenden vijand hadden deeze naauwlijks in 't oog, of zij stelden hunne stokken te werk, niet om daar mede op de bespringers in te loopen, maar vaardig over de Slooten te wippen, en recht toe en aan hunne wooningen te zoeken. Dit bragt de wanorde onder de Soldaaten, en holp ze op de vlugt, met geen grooter verlies, nogthans, dan van schaars honderd man. NYENOORD week, met zijne verzamelde magt, in zijnen Schans te Winsum. Doch vermids dezelve van Mond- en Krijgsbehoeften zeer slegt voorzien was, dwong hem zijn Volk, dien over te geeven, aan den Stedehouder VAN BILLY. Even eens moest hij handelen met den Schans van Warfum. Alle zijne overige vastigheden moest nu de Heer VAN NYENOORD, in dien oord, ontruimen, en van alle de Ommelanden, zelf van een gedeelte van Friesland, heel tot Dokkum toe, den vijand meester laaten. Eenigzins verhaalde hij die schade, door het doen bemagtigen van Reide, een Dorp in Groningerland, aan den Dollaart, tegenover Embden. De nuttigheid dier plaatze kennende, zondt hij, onder een bekwaam hoofd, tweehonderd man, te scheep, derwaarts, welke de Spaanschgezinden spoedig voor zich heen dreeven.

Het laatste was dit Krijgsbedrijf van den Heere VAN NYENOORD. Hij stortte in eene kwijnende ziekte, aan welke hij het leeven liet te Otterdum, een Dorp in Groningerland, en wierdt 'er insgelijks begraaven. Volgens HOOFT was hij een zeer deugdzaam en kloekmoedig Edelman, vuurig beminnaar zijns Vaderlands, niet gelukkig, evenwel, naar gelange van zijne dapperheid. Bij den oorlog hadt hij niet alleen geen voordeel, maar veeleer merkelijk nadeel behaald; hebbende hij, ter besoldiginge van zijn Volk, zijne goederen verkort, of zwaarlijk belast. Een zijner Zoonen, welke onder hem diende, daalde kort naa hem ten grave.

< >