Naaldwyk, Heerlijkheid

betekenis & definitie

NAALDWYK, eene Heerlijkheid en Dorp, in Zuidholland, ouder Delfland gelegen, omtrent twee uuren gaans ten Zuidwesten van 's Graavenhage, in het vermaaklijkste en vrugtbaarste gedeelte van het Westland; praalende met vrugtbaare landen, schaduwrijke boomen, pragtige Lusthoven, en 't geen verder kan dienen om het Landverblijf te veraangenaamen. De Heerlijkheid wordt begroot op tweeëntwintighonderd vijfenzeventig Morgens Lands, en het getal der huizen, volgens de jongste opgave, op tweehonderd vijfenzestig en één Molen. Het Lusthuis Honsholredijk legt in de Heerlijkheid. Het Dorp is tamelijk groot en wel bebouwd, zijnde verdeeld in verscheiden Straaten. De Kerk is een aanzienlijk gebouw; zij staat midden in het Dorp, op een Kerkhof, rondom met boomen beplant. Een weinig van daar, in 't Zuidoosten, staat eene oude Kapel, met een laag Torentje, en naast daar aan een Oudemannenhuis. Naaldwijk is de geboorteplaats van den geleerden MARTINUS DORPIUS, in leeven Hoogleeraar in de Welspreekendheid, Wijsbegeerte en Godgeleerdheid te Leuven. Daarenboven zag hier het eerste licht, de kundige Artz PIETER VAN NAALDWYK, die, te Gottenburg, met veel lof de Geneeskunde heeft geoeffend. Hij fchreef, daarenboven, een Werk over den aart, verkiezinge, tuchtiging en geneezing der paerden.