Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 09-12-2022

Munniks

betekenis & definitie

JOANNES MUNNIKS, gebooren te Utrecht, op den 16 October des Jaars 1652, uit een oud Geslagt, afkomstig uit het Graafschap Benthen, alwaar deszelfs Stamhuis, Munnikshof, geleegen was. Naa de eerste gronden der Taalkennisse geleid te hebben, bevlijtigde hij zich inzonderheid in de kunst van het bereiden van Artzenijen, als mede in de Kruidkunde. Onder het opzigt van zijnen Vader, een bekwaam Apotheker, maakte hij daar in zo spoedige vorderingen, dat hij, op zijn vijftiende jaar, met veel lof in de Artzenij bereidkunst zijne proef deedt. Thans gaf hij zich geheel over aan de beoeffening der Geneeskunde, en beklom, op den 23 December des Jaars 1670, den trap van Leeraar in die weetenschap.

In den Jaare 1677 verkoozen hem de Bezorgers van het Hoogeschool in zijne Geboortestad tot Lector in de Ontleedkunde, ruim een jaar daar naa tot Buitengewoon Hoogleeraar in de Geneeskunde, en in den Jaare 1680 tot Gewoon Hoogleeraar in de Ontleed- en Kruidkunde. Met algemeenen lof bekleedde hij deeze onderscheidene posten, tot zijnen dood toe, welke voorviel op den negenden Junij des Jaars 1711, het achtenvijftigste jaar zijns ouderdoms. Hij liet verscheiden kinderen naa, onder andere JAN HENRIK MUNNIKS, welke te Amsterdam de Geneeskunde heeft geoeffend. Eene zijner dogteren is gehuwd geweest met Mr. HENRIK VAN BAARLE, Raad op Batavia. Van hem zien eenige Werken het licht.

< >