JAKOB LESCAILLE, afkomstig van Geneve, zette zich in Holland neder, ter gelegenheid van de vlugt zijns gedagts van daar, om de vervolgingen om den Godsdienst te ontwijken. Te Amsterdam begon hij den Boekhandel, en slaagde daar in niet ongelukkig, van wegen zijne ongemeene netheid en naauwkeurigheid in het drukken van allerlei, doch bovenal van Dichtkundige Werken.
Aan deeze besteedde hij vooral zijnen vlijt, omdat hij zelve geen ongevallig Dichter was: gelijk kan afgeleid worden uit de weinige stukken, die van hem zijn overgebleeven. Menigvuldiger zouden deeze geweest zijn, ware niet een groot deel van dezelve verlooren gegaan in den zwaaren Brand, in de vermaarde Drukkerij van BLAAUW, bij de Nieuwe Kerk, met welken hij in zekere gemeenschap handel dreef. Keizer LEOPOLDUS verklaarde hem voor Gelauwerden Dichter, en beschonk hem met een Wapen, zijnde een Schild, hebbende, in de eene helft, aan de rechter zijde, een zwarten Letterkas met zijne vierkante vakjes; en in de slinker helft, op een Groen Veld met vergulde streepjes, een driedubbelen Drukkersbal, den middelsten verzilverd, den rechter rood, en den slinker zwart, allen met witte Steelen. Op den open helm staat een Kraan, als wiens viugt aan den ouden PALAMEDES gezegd wordt de uitvinding van vier Grieksche Letters te hebben aan de hand gegeeven, met een Lauriertakje in den mond, staande met den rechter voet in een Laurierkroontje, en met den slinker voet eenen steen om hoog houdende. LESCAILLE storf in den ouderdom van zevenenzestig jaaren, in of naa het Jaar 1677. Tweemaalen was hij getrouwd geweest. Den naam der eerste Vrouwe vinden wij niet vermeld. De tweede was ALIDA VERWOU, dogter van HARMAN VERWOU. Van drie dogters, bij deeze verwekt, was de tweede in ouderen de beroemde Katharina.