THADDEUS DE LANDMAN, een dier heerschzuchtige Leeraaren, schandvlekken van hun gewigtig beroep, die de Zielzorge, de eenige hun toevertrouwd, vergeetende, waereldlijke belangen op den predikstoel bragten, en, argwaan of wederstand tegen ’s Lands hooge Magten kraaiende, in plaats van vrede en liefde te verkondigen, twist en oproer stookten. Hij was Leeraar onder de Hervormden in ’s Graavenhage.
Misnoegd over het Verbond, met Frankrijk geslooten, voer hij daar tegen hevig uit van den Predikstoel, in den Jaare 1665, en voedde alzo het ongenoegen, ’t welk reeds deswegen plaats hadt onder een zekeren aanhang der Gemeente, ’s Lands Staaten, voor de gevolgen daar van bedugt, deeden hem , eerlang, ernstig aanzeggen, dat hij, voortaan, voor dergelijke opstookingen zich te wagten, en naar de inzigten der hooge Regeeringe hadt te voegen. Hij zweeg nu eenigen tijd.Doch toen men, in den Jaare 1672, het Volk hadt in ’t oor geblaazen, dat veele Regeeringsleden den Lande ongetrouw waren, en ’s Lands zaaken onmogelijk een gunstigen keer konden neemen, zo lang men den Prinse VAN ORANJE geen hooger gezag opdroeg, dagt hem de kans te schoon, ter botvieringe aan zijne heerschzucht, om hier niet te moeten onder roeien. Ongehinderd meende hij thans den Predikstoel van zijnen ijver te kunnen doen daveren, dewijl zeer veele Staatsleden nu eene andere gezinte voedden, dan in den Jaare 1665.
Zie AITZEMA.