Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 24-11-2022

HANZE-STEDEN

betekenis & definitie

HANZE-STEDEN. REEDS ZO vroeg, als omtrent het midden der veertiende Eeuwe, was onder deezen naam een goed aantal Steden, in verschillende Gewesten, bekend.

Zij ontleenden dien naam van het woord Ansa of Hansa, zoveel betekenende als eene Vergadering van persoonen, die, tot een zeker bepaald oogmerk, op gezette tijden, bij een komen. Het belang van den Koophandel, en deszelfs handhaaving en uitbreiding, de Afgevaardigden van Steden, van tijd tot tijd, gezette zamenkomsten doende houden, namen zij den naam aan van Hanze, zo veel als zamenverbondene Steden. Hoewel niet altoos, was, egter, de Stad Lubek meermaalen de Vergaderplaats. Het getal dier Steden bedroeg, ’t eenigen tijde, wel zesenveertig. Zij waren verdeeld in vier Klassen: de Lubeksche, Keulsche, Brunswijker en Dantziger. Onder de Keulsche Klasse behoorden de Nederlandsche Steden, welke deel hadden in het Hanzeatische Verbond. Deeze waren verspreid door verscheiden Provinciën. In Gelderland behoorden daaronder de Steden Nieuwmegen, Arnhem, Zutfen, Harderwijk, Elburg, Venlo en Roermonde; in Holland, Dordrecht, Haarlem en Amsterdam; in Zeeland, Middelburg, Zierikzee en Arnemuiden; in het Sticht, de Stad Utrecht; in Friesland, Stavoren en Bolswerd; in Overijssel, Deventer, Kampen en Zwol; in de Provincie Stad en Lande, de Stad Groningen.Benevens alle de overige, hielden deeze Steden, in den Jaare 1418, eene bijeenkomst te Lubek, op welke het Hanze-Verbond tot volkomen stand gebragt, en de noodige punten beraamd wierden, tot haar oogmerk dienende. Uit dezelve blijkt, dat, benevens het belang des Koophandels, ook het oogmerk diens vermaarden Verbonds strekte ter handhaavinge van de rust en goede orde in de bijzondere Steden, ’t Is wel der moeite waardig, de voornaamste Artikelen hier neder te stellen.

1. “Die in eenige Hanze-Stad oproer aanrigt, of verdagte Vergaderingen houdt, wordt uit het Verbond geslooten: zo ook eene Stad, die haare Regenten gewelddaadiglijk afzet.
2. De Raaden of Burgemeesters eener Hanze-Stad, die zich schuldig gemaakt hebben aan onderdrukkinge van iemant hunner Ingezeetenen, worden vervolgens in geene algemeene Vergaderingen toegelaaten. Indien de Stad zelve het geleeden ongelijk niet herstelle, wordt zij uit het Verbond geslooten.
3. Die in eene Hanze-Stad geld schuldig is, mag in eene andere Stad niet tot Burger worden aangenomen, voor en aleer hij zijne schulden betaald hebbe.
4. Ongeverfde Stoffen moeten geverfd worden in de Stad zelve, alwaar zij gekogt zijn.
5. Allerlei bedrog omtrent de Munt, zelf het uitzoeken van ligt of slegt geld, om het voor goed geld uit te geeven, is volstrekt verbooden.
6. Niemand mag Graanen koopen, terwijl ze nog te velde staan; ook geene Kabbeljauw, haring of anderen zouten Visch, voor dat dezelve gevangen en gepakt is, op eene boete van tien Marken Zilvers.
7. Het Volk van een Schip, met Graanen gelaaden, moet dezelve behoorlijk verschieten, en zal daar voor van den Koopman een geschenk ontvangen.
8. Op lijfstraffe mag niemand, aan Zee- of Landroovers, wapenen, buskruid of andere Krijgsbehoeften verkoopen. Op gelijke straffe mag men, van diergelijke Roovers, geene goederen koopen.
9. In gevalle van Schipbreuk, moet het Bootsvolk zo veel van de goederen bergen, als mogelijk is, en zal, van den Koopman, daar voor eene belooning genieten. Alwie zich hier omtrent niet behoorlijk van zijnen pligt kwijt, zal met eene gevangenisse van veertien dagen, te water en te broed, gestraft worden.
10. Wanneer een Schipper, door het overlaaden van zijn Schip, schade bekoomt, moet hij dezelve vergoeden. Indien, door zijne onvoorzigtigheid, eenig bederf in de laading ontstaa, verbeurt hij zijne vragt.
11. Naa St. Maarten, of den elfden November, en vóór St. Pietersstoel, of den tweeëntwintigsten Februari, mogen ’er geene Schepen in Zee loopen, behalven de Bier- en Haringschepen; deeze hebben vrijheid om naa St. Nikolaas, of den zesden December, Zee te kiezen, en terstond naa Maria Lichtmis, of den tweeden Februarij, uit de haven, in welke zij overwinterd hebben, de terugreize aanteneemen.”

Een geruimen tijd heeft dit Verbond stand gehouden. De Hanze-Steden voerden nu eens Oorlog met deeze en geene Mogendheid, ook meer dan eens met de Hollanders, en slooten dan wederom Verbonden met dezelve.

De toenemende uitbreiding des Koophandels, welke, eerst aan deeze Steden inzonderheid bepaald, allengskens ook in andere handen viel, was oorzaak van ’t verval des Hanzeatischen Verbonds. Van wegen de stoornisson des Oorlogs verscheenen de Nederlandsche Steden, daar onder behoorende, zelden op de algemeene zamenkomsten, die meestal te Lubek gehouden wierden. Het vermaarde Verbond bepaalde zich, ten lange laatste, alleen bij de drie Steden Lubek, Bremen en Hamburg. In den Jaare 1641 slooten deeze een verdrag van onderlinge bescherminge, voor den tijd van tien jaaren. Zij zijn de eenige van allen, welke, tot heden toe, den naam van Hanze-Steden hebben behouden.

< >