Eene aanzienlijke plaats bekleedden, weleer, de Edelen van dien naam, onder den Hollandschen Adel, en hadden, volgens ’t gebruik der vroegste tijden, rijklijk hun aandeel in de Oorlogen, welke door of ten behoeve van de Graaven van het Gewest gevoerd wierden. Ook wierden zij, zomtijds, gebruikt tot het sluiten of bekragtigen der Verbonden, door den Landheer aangegaan.
GERARD EN YSBRAND VAN HAARLEM STONDEN, nevens anderen, in den jaare 1167, borgen voor het nadeelig Verbond, door Graaf FLORIS DEN III AANgegaan, ter bekoominge van zijne Vrijheid in Vlaanderen, alwaar hij thans gevangen zat. Beider naamen vindt men vermeld onder de Edelen, welke, in ’t begin der dertiende Eeuwe, de zijde van den Graave VAN LOON, TEGEN Graaf WILLEM DEN I, KOOZen. De laatstgenoemde, nevens nog twee Edelen van dien naam, JAN EN SIMON, stonden, als getuigen, over de bezegeling van het verdrag, bij ’t welk, door Graaf DIRK DEN VII, HEt oudste gedeelte van Holland, als een Leen, aan Braband wierdt opgedraagen. Nog vinden wij vermeld eenen BALDRAM OF BOUDEWYN VAN HAARLEM, NEVENS veele andere Edelen, gesneuveld, bij het Dorp Schagen, in den ongelukkige togt van Graave FLORIS DEN III, TEgen de Westfriezen. Nog een ander, naamelijk DIRK VAN HAARLEM, WIERDT Slotvoogd van ’t Kasteel te Muiden, naa het deerlijk einde van Graave FLORIS DEN V.