een oude Adelijke Hofstad, die, in ’t Jaar 1536, toen ’er DIRK VAN ZUILEN Heer van was, door de Staaten des Lands van Utrecht, voor Riddermatig erkend werd. Men meent dat dit huis, omtrent het Jaar 1162, of 1165, gebouwd ofwel bewoond is geweest, door GODSCHALK, broeder van HERMAN VAN WOERDEN, en dat deeze, in wiens Geslacht dat huis gebleeven is tot in het Jaar 1446, den naam van DE HAAN zou hebben aangenomen.
In het Jaar 1451 werd DIRK VAN ZUILEN, met dit Huis en Heerlijkheid van DE HAAR, beleend; die zig daarom VAN ZUILEN VAN DER HAAR deed noemen. Dan alzo hij een groot vijand van den Bisschop DAVID VAN BOURGONDIEN was, werd dit Slot, in het Jaar 1482, door JOOST VAN LALAING, Stadhouder van Holland, stormenderhand ingenomen, en in brand gestooken, hij zelve gedagvaard, en, niet verschenen zijnde, zijne leengoederen verbeurd verklaard. Dertien Jaaren laater werd WALRAVEN, Heer van Brederode, daar mede verlijd. Naderhand, door tusschenspraak van vermogende vrienden, de misdaad van DIRK VAN ZUILEN vergeeven en vergeeten gerekend wordende, werd hij met dit huis, in het Jaar 1505, wederom verlijd, en het zelve, door deszelfs zoon DIRK, in het Jaar 1535, deftig herbouwd. In het Jaar 1585 kwam het aan den Heer NICOLAAS VAN ZUILEN; en, daar na, aan JAN VAN RENESSE VAN ROERMONT , en in ’t vervolg aan anderen. Het huis is een zwaar ouderwetsch gebouw, waar in zwaare kelders gevonden worden, die, in het Jaar 1672 en 1673, tot gevangenissen gebruikt werden. Het word gehouden voor een der grootste Ridder-Hofsteden in de Provintie van Utrecht.