legt in de Heerlijkheid van Alphen en Rietveld, over de Watervliet, de Gouwe genaamd. Men meent dat door Graaf FLORIS DEN V, reeds in het Jaar 1284, de vrijheid geschonken is, om de deur leggende in de Goudsche Sluis op den Rhijn, te mogen uitdoen en afneemen, mids het Land ter wederzijde van de Gouwe te bewaaren met een Waterkeer of Zomerdijk. Uit een voorregt van Hertog WILLEM VAN BEIJEREN, in het Jaar 1356, aan die van Alphen, Hazarswoude, Boskoop en Waddinxveen gegeeven, blijkt, dat dit regt diende om in den IJssel eene vrije uitwatering te hebben; wordende daar bij bepaald de strekking van elke kaade, welk ieder Ambagt te bekostigen had.
JAN VAN BLOIS, Heer van Schoonhoven en Ter Goude, verzette zig hier tegen met dadelijkheid, en liet den watergang, als ten deele door zijn Land en Heerlijkheid loopende, dammen en toeslaan. Naderhand te vrede gesteld zijnde, gaf hij ’er, bij opene brieven, van den Jaare 1358, zijne bewilliging en toestemming aan. Hertog ALBREGT VAN BEIJEREN heeft deeze voorregten, in de Jaaren 1360 en 1400, nader bevestigd. Men vind ook, dat aan de Heeren Raaden van Alphen, Hazarswoude en Boskoop, die een onregte Schouwe in Waddinxveen gedaan hadden, door gemelden Landsheer, in ’t Jaar 1401, een gedeelte der boete is kwijt gescholden.Ook blijkt, uit een vergelijk en uitspraak, in ’t Jaar 1446, dat ’er geen Sluis met een ophaalbrug, zo als tegenwoordig, maar alleen een schotdeur heeft geleegen. In het Jaar 1561 is de Goudsche Sluis van steen gemaakt, zo als zij nog is. In de gemelde zestiende Eeuw, is Westwaards van de Oude Goudsche Sluis, een tweede grooter Sluis, Verlaat en Kolk gelegd en gemaakt, ten dienste van ’t gemeene Land van Holland en Westfriesland, ter bevordering van de Scheepvaart. Nog heden ten dage zijn aldaar twee Sluizen, waar van de grootstle, bij Heeren Gecommitteerde Raaden van Holland en Westfriesland, word onderhouden, en de kleinste bij Hoog-Heemraaden van Rhijnland. Deeze Sluizen dienen tegenwoordig, om bij Noorde en Noordooste winden en watervloeden te verhoeden, dat het water, koomende uit de groote Haarlemmer Meer, bij persing der winden en wateren, niet zo hoog op de kaade gedreeven worde, dat de nevensgaande Landen zouden, overstroomen.
Maar na de verhooging van ’t bedde van den IJssel, dient deeze Sluis thans meer, om, bij drooge zomers, water in te laaten, tot verversching van de Rhijnlandsche Boeren, dan om het te ontlasten.
Uit ’s Lands Geschiedverhaalen blijkt, dat hij, die voorheen meester van de Goudsche Sluis was, veel voordeel op zijnen vijand had. Want, in het Jaar 1436, brak Vrouw JACOBA het beleg voor Haarlem op, om dat Hertog FILIPS VAN BOURGONJE deeze Sluis dreigde te stoppen. In het Jaar 1574 dreeven de Spanjaards van daar vijf Engelsche Vaandels, om te veiliger voor Leiden te zijn. En in de volgende Eeuw werden de Franschen aldaar door de Staatschen gestuit.
Zie Handvesten van Rkijnland, enz.