bijgenaamd MET DEN BULT, Hertog van Lotharingen, en door geweld, Graave van Holland, de IX in getal; maar bij veelen onder de wettige Graaven voorbij gegaan. Na den dood van Graave FLORIS DEN I, die een onmondig kind, DIDERIK DEN V naliet, nam zijne Weduwe GEERTRUID, met toestemminge der Edelen en Steden van Holland, ten man ROBERT DE VRIES, (zie op GEERTRUD, en ROBERT DE VRIES) die het Land, als ook het onmondige kind, zeer getrouw regeerde, tot dat GOVERT MET DEN BULT, geholpen door WILLEM VAN GELDER, Bisschop van Utrecht, geweldadig en onrechtvaardig hem, en den onmondigen Graaf DIDERIK uit Holland verdreef; dit geschiedde in het Jaar 1071.
De slag, waar in ROBERT DE VRIES deeze zwaare nederlaage kreeg, door GOVERT MET DEN BULT, en den Bisschop WILLEM, viel bij Leiden voor. ROBERT vlugtte toen met zijne vrouw en stiefzoon naar Gend in Vlaanderen. Bisschop WILLEM had den Keizer opgegeeven, dat het Graafschap van Holland en Zeeland eertijds van zijne voorzaaten bezeeten was: dat die beide Graafschappen ST. MARTEN, of de Kerke, geweldigerhand ontnomen waren, enz. Daar op had hij van Keizer HENDRIK DEN III het Graafschap van Holland en Zeeland bekoomen.Toen hij nu dit verkreegen, en den onmondigen Vorst DIDERIK had helpen verdrijven, beleende hij den BULTENAAR met Holland en Zeeland. Maar deeze verblijde zig geene vijf Jaaren met deezen zijnen roof: want in het jaar 1075, te Antwerpen, op de heimelijkheid zittende, werd hij door eenen GYSBERT, dienaar van den jongen Graave, van onder op doorstoken of gepriemt. Dus gewond, deed hij zig naar Maastrigt brengen, daar hij op den 5 Maart van het Jaar 1075 overleed; en even twee maanden daar na stierf Bisschop WILLEM mede. In den dood, en op wat wijze ’t stuk geschied zoude zijn, komen de Schrijvers genoeg overeen; maar over Maastrigt, derwaards gevoerd en daar gestorven, is twijffelagtig. In de Egmondsche Kronijk staat Trajectum, dat zo wel van Utrecht als Maastrigt is te verstaan.
Andere berigten dat hij zou te Virdunum begraaven zijn. In den naam des daders verschillen de Schrijvers ook : de meeste en beste noemen hem GISELBRECHT, of GYSBERT: andere noemen hem SICARIUS; maar dit Latijnsch woord betekent eenen doodslager of moorder. LAMB. SCHAFNABURGENSIS zegt, dat hij een van GOVERTS Lijfwagten was, die de wagt dien nagt buiten de deur hadde, en doet ’er bij, dat ROBERT DE VRIES belegger van dit stuk geweest zoude zijn.
MELIS STORE noemt hem de Knape van Graave DIDERIK, en steld zijnen dood op hetjaar 1075. Maar BERTHOLD VAN CONFLANS, die ter zelver tijd leefde, op het Jaar 1076. Deeze GODEVAART, Hertog van Lotharingen, ging in bedaarde voorzigtigheid, geduurige wakkerheid, goed verstand, grooten rijkdom, magt van braave soldaaten, alle de Vorsten van zijnen tijd te boven; hoe wel hij anders, wegens zijne korte gestalte, en mismaaktheid van den bult, veragtelijk scheen. Hij word voor Stigter van de Stad Delft gehouden; sloeg, met bijstand van den Utrechtschen Bisschop, de Friezen, zig meester makende van West- en Oost- of Over-Friesland. Hier dient geweeten, dat in dien tijd al dat buiten de Dordregtsche Waard lag (die toen maar alleen de naam van Holland hadde) Friesland geheeten wierd.
LAMBERTUS SCHAFNABURGENSIS noemt deezen GODEVAART, GOZELO; hij was de zoon van GODEVAART DEN GROOTEN, HerHertog van beide de Lotharingen, gestorven in het Jaar 1070. De Bultenaar is kinderloos overleeden.
Wij stellen deezen gebulten GOVERT ook onder ’t getal der Hollandsche Graaven, gelijk JAN VELDENAAR, in zijn Facilculus Temporum, fol. CCLVI. b. mede doet, die ’er alleen het volgende, in zijne verouderde taale, van meld:
„ Int jaer ons heren M en de Ixxi quam hertoch godeuaert van lothrijk ende biscop willam van vtrecht mit alten groten heer van volck in hollant bi leyden, Ende daer teghens quam greue robbert joncheer direks stiefvader voecht van hollant ende daer wert alte seer gheuochten Mer int lest most greue robberc wijcken ende verloes den strijt ende wert verdreuen mit sijn wijff ende mit sijn stieffkinder wt hollant ende toech te ghent.
„ Godeuaert hertoch van lothrijck mitter buyl was greue van hollant mit cachte vijff jaer lanck Ende hi wert in allen steden ghehult bi groot bedwane voer een rechtlants heer Dese hertoch godevaert slichtede die stede van delft Ende hi deder een schoen casteel bi maken daer hi sijn woenstat in hielt langhe tijt. , '
,, Int jaer M lxxij toech dese hertoch godeuaert mit groter macht op die westvriesen mit hulpe van biscop willams van vtrecht daer hi teghen street ende want hem off ende brocht groten roeff binnen alcmaer Mer doe dat die oestvriesen vernamen quamen si mit groter macht ende belaghen alcmaer ix weken lanck Daer quam biscop willam ende ontsettede den hertoch ende daer wert seer gestreden ende daer bleuen wel viij M vriesen doot verslaghen ende veel werter gheuangen ende veel onthoeff Aldus wert hertoch godevaert gheweldich heer beyde van oestvrieslant ende van westvrieslant.”
MELIS STOKE nu zet hem wel niet onder dit getal, maar de Karmeliter Monniken hebben hem egter mede onder dien volgreeks der Graaven uitgebeeld, welke beeltenis, naar ’t oorsprongelijke, wij hier ook den Liefhebberen voor ’t gezigt stlellen. De Heer ALKEMADE heeft in zijnen druk van MELIS STOKE, fol. 31. de volgende reden opgegeeven, waarom hij vrouwe GEERTRUID, ROBERT DE VRIES en GOVERT DEN BULTENAAR ook onder ’t getal der Graaven heeft gebragt, namelijk; ,, niet alleen om dat P. SCRIVERIUS en andere, voor en na hem, zulks mede gedaan hebben, maar voornamemlijk, om dat de Haarlemmer Karmeliten dezelve verwaardigt hebben, in zo vroege tijden, te doen af schilderen, en nevens de andere Graaven hebben konnen goedvinden te plaatzen; welker aloude rang wij (zegt hij) niet hebben konnen, nog mogen verbreeken, daar wij de. zelve met zo veel arbeid naar ’t leven hebben doen naschetzen, en alzo getragt dit zo heerlijk en nooit volpreezen werk deezer Monniken onsterffelijk te maaken, enz.
MELIS STOKE zegt met de volgende duidelijke woorden, van zijnen trant, fol. 37. dat GOVERT MET DEN BULT te Utrecht, en niet te Maastrigt den geest des levens heeft uitgablazen, daar hij dus zingt;
Godevaert ghevoelde vreselic
Sine smerte, ende hiet doe reckt
Dat men voerde tot Utrecht,
Ende daer dede hi sijn ende
Voor Maerte op die vijfste kalende.
Het bijschrift van zijn Beeltenis luid als volgt:
Godevaert met den Bulte van Lotrijke Hertoghe,
Met hulpe des Bischops van Utrecht en veel strijden
Vercreeck hy Hollant; en (soo ik betooghe)
Fondeerde hy die Steede van Delft te dien tijden.
Dees Godevaert weert t’ Antwerpen (om claer belijden)
Ghequest, en track te Maestricht van daer;
Daer starf hy van die wonde , en (sonder vermijden )
Wert hy daer begraven; en regeerde IIII jaer.