Broeder van HENDRIK DEN V, Koning van Engeland; het voorwerp, waarop de ongelukkige Gravinne JACOBA VAN BEIJEREN haar oog hadt laaten vallen, vóór haare Egtscheiding met den Hertog van Brabant, om hem als Gemaal en Beschermer aan te neemen. ’t Is hoogst waarschijnlijk dat zij, reeds in het Jaar 1419, haare Geslachte daar over heeft laaten gaan, dewijl het bekend is, dat zij in den aanvang van het jaar 1420, daar over, met Koning HENDRIK gehandeld heeft. Hij raadde haar, in Engeland over te komen, om aldaar te gemaklijker een Pauslijk ontslag van haar Huwlijk, en de vrijheid tot hen aangaan van een ander te bekoomen.
JACOBA, haare Zaaken beschikt hebbende, verliet, in stilte, het Hof van haaren Gemaal, en begaf zig tot haare Moeder te Valenchien. In de Lente van ’t Jaar 1421 in Engeland aangekomen zijnde, werd zij , door Koning HENDRIK DEN V, zeer heusch ontvangen, en haar, zo lang zij zig in Engeland vertoeven zou, ’s Maands hondert ponden toegelegt. Een geruime tijd verliep ’er, eer haar Huwlijk voltrokken werd. Hertog JAN VAN BEIJEREREN verzuimde niet, om hetzelve , ware het mooglijk, te beletten. Doch na dat Paus BENEDICTUS DE XIII, het Huwelijk van JAN en JACOBA onwettig verklaard, en verlof gegeven had om zig met GLOCHESTER in den Egt te mogen verbinden, werd het Huwelijk, nog vóór het einde van dat Jaar, voltrokken.
Zij voerden, van dien tijd af, in opene brieven , den tijtel van Graaven van Henegouwen, Holland en Zeeland. Minder moeite kostte het, dien tijtel te aanvaarden, dan zig in het bezit der Graafschappen te stellen; temeer, daar Engeland werks genoeg had met den Oorlog in Frankrijk. De Brabander was ligt te berooven; maar den Beijer-Vorst, geholpen wordende door den Hertog van Bourondie , Holland en Zeeland te ontwringen, viel zeer bezwaarlijk; vooral, toen deeze zig als vermoedelijken opvolger van Vrouwe JACOBA begon te vertoonen. Deeze Overweldiger lokte eerst in zijne belangen door list, den Hertog VAN BETFORT, Broeder van GLOCHESTER, die zijnen Broeder de onwettigheid van zijn Huwelijk zocht te doen begrijpen. Maar de jong getrouwden antwoordden uit éénen mond, ,, dat zij geene andere pauslijke uitspraak nodig, maar beslooten hadden , binnen kort bezit van hunne Graafschappen te neemen.”
Na eenigen onderstand van het Parlement van Engeland te hebben bekoomen, begaven zij zig naar Henegouwen In de Maand October des Jaars 1423 , naar Calais overgestooken zijnde, trok GLOCHESTER met zijne benden, in de Maand November, voort naar Henegouwen. Bouchain was de eerste Stad, die hun de poorten opende en hulde deed. Bergen en alle de Steden van dat Gewest volgden dit voorbeeld; uitgezondert Holle, dat zig voor den Brabander verklaarde. De Hertog van Bourgondie , hier mede verrast, schreef in allerijl 'een Heirvaart uit, en bragt in ’t kort een Leger op de been. In de brieven , welke de beide Hertoginnen over en weder schreeven, daagde FILIPS, den Hertog VAN GLOCHESTER uit tot een Lijfgevegt, om de zaak te beslissen.
De Engelsman nam de uitdaging aan, en bepaalde den dag daartoe op den ai April 1491. Doch eer die dag aanbrak, werd ’er een bestand getroffen tusschen de Engeldchen en Brabanders; ’t welk GLOCHESTER gelegenheid gaf om een keer naar Engeland te doen; en dus kwam ’er riets van ‘t Lijfgevegt. GLOCHESTER liet zijne Gemaalin te Bergen, welks Ingezetenen onder een Eed aan haar beloofd hadden, alles voor haar te zullen opzetten.
Naauwlijks was hij vertrokken, of de Brabanders schonden het gemaakt venrag, en noodzaakten JACOBA naar Holland te vlugten. Op het Art. van JACOBA zullen wij zien, welke hulp de Hertog haar toezond, en hoe dezelve geslagen werd. Hier merken wij aan, dat dit Huwelijk van Vrouwe JACOBA niet gegelukkiger voor haar was dan ’t voorgaande. Hertog FILIPS wist, in het Jaar 1427, bij Paus MARTYN DEN V te bewerken, dat het huwelijk van JAN en JACOBA alleen voor wettig verklaard, en aan den Hertog VAN GLOCHESTER werd verbooden, JACOBA te trouwen, zelfs na den dood van den Hertog van Brahand. GLOCHESTER, de Pauslijke Bul ontvangen hebbende, toonde zig bereid, JACOBA te verlaaten, en deed het met ’er daad.
Na verloop van eenigen tijd, trouwde hij met eene ELEONORA COBHAM, met welke hij reeds te vooren, niet buiten kennisse van Vrouwe JACOBA, onbetaamlijke Gemeenschap had gehouden. HUMFRY en ELEONOOR hadden beiden een ongelukkig einde. Zij werd, in het Jaar 1441, beschuldigd van toverij , en eenen aanslag gesmeed te hebben tegen het leven van HENDRIK DEN VI, en daarop veroordeeld, om openbaar boete te doen, en voor altoos gevangen te zitten. Haar Echtgenoot bij alle Grooten in haat vervallen zijnde, werd, in het Jaar 1477, gevat, en in de gevangenis schielijk van kant gemaakt.