Zoon van TAKO, en Oom van DOUWE, Grietman van Menaldumadal, overleden in ’t Jaar 1551, en zeer beroemd in de Geschiedenissen van zijnen tijd. Zijne bewilliging in de opvolging van FILIPS, leide hem niet onder de verpligtinge, om naderhand een slaaf te weezen.
Hierom verstoutte hij zig openlijk, zig te verzetten tegen den Inqisitiemeester UNDANUS, en waakte ijverig voor’s Lands Vrijheid. Ook verklaarde hij zig tegen de invoering van den nieuwen Bisschop van Leeuwaarden. Na dat hij zig bij de zaamverbonden Edelen had gevoegd, gaf hij spreekende bewijzen van zynen ijver voor hunne zaak, en wist, in de Vergadering van Gedeputeerde Staaten, de voorslagen van ROBLES met voorzigtigheid te verijdelen. Gemagtigd tot beslissing der Geschillen, over het Bevelhebberschap van Friesland, tusschen SCHOUWENBURG en BATENBERG ontstaan, helde zijne keuze meest tot den eerstgenoemden, onder wiens voornaame Raaden hij geteld werd, en die hem ook aanstelde tot President van ’t Provinciaale Hof, door de Nassauschen te Franeker opgeregt, om reden dat het Hof te Leeuwaarden de Spaansche zijde en BILLIJ aankleefde. Niet lang bekleedde hij die waardigheid; nevens andere Edelen werd hij genoodzaakt in den barren Winter te vlugten; zo veel leed hij, op die reize, van de koude, dat hij eerlang te Embden, in ’t Jaar 1572, den geest gaf.Zie TE WATER, bl. 419 en 420.
