Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 20-10-2022

GEESTERANUS, NANNIUS

betekenis & definitie

Predikant in deh Briel, liep, in den beginne van het Jaar 1619, mede groot gevaar van in' zijnen dienst geschorst te worden. Doch den Briel geen anderen Predikant dan hem hebbende, dewijl THEOPHILUS RYKWAART, als gedaagde, op de Dordsche Sijnode was, stelde men de zaak uit. Doch toen nu de Acte gereed was, werd hij voor de Sijnode gedaagd, en gevraagd , om de Canons te onderteekenen. Hij verklaarde, geen zwaarigheid te hebben ten aanzien van de Consessie of Catechismus, maar de Canons niet te konnen onderteekenen. Zo ook weigerde hij de Acte van stilstand; zeggende, dat het zwaar viel, zijn pond te begraaven, en de Kerken te verlaaten; dat ook zijne Gemeente hem niet wilde ontslaan; verzoekende voorts een dag van beraad. Daags daar aan verzogt hij twee zaaken: 1. dat men in zijn vonnis zoude roijeeren, dat hij namaals wederkeerende tot de Kerke, niet alleen in de vijf verschilpunten, maar ook in andere leerstukken, de Kerke zoude gehouden zijn te voldoen ; hij was naamlijk verdagt gemaakt, nog andere dwaalingen, buiten de vijf punten, te voeden. Ten 2. dat hij wederom naar den Haag zou mogen vertrekken, en aan het Hof reekenschap geeven van zijne weigering van onderteekening. Het laatste werd hem toegestaan, doch het eerste geweigerd. Voor Gecommitteerde Raaden verschijnende, tekende hij, nevens anderen, de Acte van stilstand, met belofte van zig daar naar te zullen reguleeren.

Doch met dit alles moest hij den Briel verlaaten. Te Delft een Huis gehuurd hebbende, werd hem de inwooning verbooden, en hij genoodzaakt, op een Dorp zijn verblijf te neemen.



Zie BRANDT, Historie der Reformatie, II, IIl en IV. Deel.

< >