De Heer LE BRUN, Spaansch Afgezant bij da Staaten deezer Landen, overleeden zijnde, werd werd hij door GAMARRA gevolgd, die ook veelejaaren alhier zijn verblijf gehouden heeft, schoon hij, in den aanvang van zijn Gezantschap, niet veel bijzonders verrigtte. Dan, in het Jaar 1660, verklaarde hij aan den Heer DE WITT, dat zijn meester riet ongeneegen zou zijn, om een naauw verbond van vrede, vriendschap en koophandel met den Staat sluiten. In het volgende Jaar bewerkte hij eene verdeeling der Landen van Overmaaze, tusschen Spanje en den Staat. Toen, in het Jaar 1664, uitlekte, dat Frankrijk een toeleg op de Spaansche Nederlanden op het oog had, doorreisde de Geheimschrijver van GAMARRA, om dit te verhoeden , alle de Hollandsche Steden. Hij zelf was, ten dien einde, in persoon te Dordrecht geweest, alwaar hij de Vroedschap of Oud-Raad, in welke hem gehoor verleend was, zogt over te haalen, om te bewilligen in een verdedigend verbond, tusschen den Koning zijnen meester en de Staaten. Hier uit werd gebooren een besluit der Staaten , om geen uitheemsche Gezanten, over zaaken van Staat, voortaan meer in de Vroedschappen der Steden te hooren; hoewel dit naderhand meer dan eens overtreeden is. Ter Algemeene Staatsvergadering sloeg hij, in dat zelve Jaar, een verbond van wederzijdsche bescherming der Nederlanden voor. Dan, ofschoon Amsteldam , ter dier tijd , meer Spaansch dan Franschgezind was, konden alle de voorslagen van GAMARRA niet tot stand komen.
Zie de Brieven van J. DE WITT en van D’ESTRADES.
