werd gebooren te Nljmeegen, en was, volgens het getuigenis van alle geloofwaardige Schrijvers, de kundigse van alle Nederlanders in de Grieksche taal. Tot getuigen daarvan kunnen dienen, zijne geleerde aantekeningen, op het Grieksche Dichtstuk van NONNIUS. Hij was niet meer dan veertig Jaaren oud, toen hij, in het gevolg van den Graave van NIEUWENAAR, omtrent Steinsort, zeer zwaar beschonken zijnde, van zijn paard viel, en zig zo zwaar bezeerde, dat hij kort daarna overleed, in ’t Jaar 1578. Behalven zijne aantekeningen, op gemelde Dichtstuk, die hij, in het 29 Jaar zijns ouderdoms, in ’t licht gaf, heeft hij ook eenige Grieksche vaerzen nagelaten, die te vinden zijn in de aantekeningen van DOUZA op TIBULLUS. Meer andere, onuitgegeven werken van hem, worden te Leiden, in de Boekzaal der Academie, bewaard.
TESSIER, Eloge, tom. 3.
