Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 19-04-2022

FABRICIUS, JOHANNES LODEWYK

betekenis & definitie

gebooren te Schafhuizen, den 29 Julij, des Jaars 1632, alwaar zijn vader Rector was. In zijne Geboortestad de eerde gronden van geleerdheid gelegd hebbende, vertrok hij naar Keulen, tot zijnen ouder broeder SEBALDUS, onder wiens opzigt, hij zig aldaar, inde Latijnsche en Grieksche taalen, en in de Wijsbegeerte oefende. In ’t Jaar 1648, kwam bij in zijne Vaderstad terug. Het Jaar daaraan begaf hij zig naar Heidelberg, alwaar zijn gemelde broeder tot Hoogleeraar in de Grieksche taale bevorderd was. In het Jaar 1650 bevond hij zig te Utrecht, en verwierf ’er eerlang vrijheid, om de Jeugd te onderwijzen.

Twee Jaaren daarna reisde hij, met den Heer DE LA LAANE zoon van den Gouverneur van Hees, als Hofmeester, naar Parijs. Drie Jaaren bleef hij in deezen dienst, en begaf zig vervolgens als Pedagoog , of Huisonderwijzer , in dienst van den Edelman LE COCQ. In het Jaar 1656, nam hij de reize, over Bazel, naar Heidelberg aan, alwaar hij, onder voorzitting van den Hoogleeraar FEDRIK SPANHEIM, openlijk disputeerde, meester der konsten wierd , en kort daarna , tot Hoogleeraar in de Grieksche taal aangesteld; wordende ook, schoon hij geen vast beroep had, tot den Predikdienst toegelaaten. in dat zelfde Jaar, vertrok hij, op bevel van den Keurvorst, met den Baron LODEWYK VAN ROTHENSCHILD, als Hofmeester, naar Parijs, en vervolgens naar ’s Gravenhage. In het Jaar 1674, reisden zij te zamen naar Engeland, van waar de Baron naar Parijs, en FABRICIUS naar Leiden keerde, alwaar hij ook den eeretrap van Doctor beklom. Te Heidelberg, vervolgens, tot Hoogleeraar in de Godgeleerdheid aangesteld, werd hem het opzigt over de Letteroeffeningen van den Keurprins, en over het Collegia der wijsheid toebetrouwd. In het Jaar 1664, werd hij Keurpaltzische Kerkenraad, en in het Jaar 1656, naar Schafthuizen gezonden, om de reden van den Lotharingschen knjg af te vraagen. Toen, in liet Jaar 1674, de Franschen voor Heidelberg gerukt waren, nam hij de wijk naar Fredriiksburg, en van daarnaar Keulen; doch kwam, in dat zelfde Jaar, terug. In het Jaar 1680, moest hij, na ’t bieden van langen tegenstand, nevens een Roombeschen Geestelijke, de Eendrachtskerk, te Manheim, inwijden. Na dat Heidelberg, in het Jaar 1688, aan de Franschen was overgegaan, verkreeg hij, op voorspraak van den Raad van Schafhuizen, vrij geleide, om naar Zwitzerland te mogen gaan; doch keerde , in het volgende Jaar, te Heidelberg terug. Doch alzo die Stad, door de Franschen , bij aanhoudenheid, ontrust werd, begaf hij zig van daar naar Franksort, en vervolgens. op aanhouden van den Koning van Engeland en de Algemeene Staaten, naar Zwitzerland, ter ondersteuninge van dtn Engelschcn Gezant, en ter bevorderinge van de belangen der Aigemeene Staaten. Bij uitneemendheid deed hij hier veel werk, om de Waldenzen met den Hertog van Savoijen te bevredigen. Wijders gebruikten hem hier de Algemeene Staaten, om met gemelden Hertog, in hunnen naam , een verbond te sluiten; ‘t geen hem ook gelukte. Zo dra hij hier zijn ontslag verkreegen had, keerde hij terug naar Heidelberg. Kort vóór de overstrooming, bragt hij alle de oude slukken en handvesten der Kerken en Hooge Schoole naar Erbach, en van daar naar Franksort in zekerheid. Hij overleed in deeze Stad, in het Jaar 1697; wordende zijn dood, door de Paltzisshe Kerk, lang betreurd. ’s Mans leven is, in de Latijnsche taale, door HEIDEGGUS beschreeven.

< >