Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 19-04-2022

FAAN, HEER VAN MEPSCHE

betekenis & definitie

was, in het Jaar 1730, Regter van Ooster-Langewold, in de Groninger Ommelanden. In openbaare schriften van dien tijd, werd hij openlijk beschuldlgd, als hadde hij de hand in de strasoeffeningen, over de gruwelijke zonde van Sodomie; doch alle die beschuldigingen waren slegts gegrond, op het geen van de zijde der veroordeelden was voortgebragt, zonder eenige agt te slaan op het geen de Heer FAAN, ter zijner verontschuldiginge, daar tegen aanvoerde. Hevige geschillen veroorzaakte dit naderhand, tusschen de Ommelanden en de drie andere Kwartieren, doordien, in het Jaar 1732, zeker verzoekschrift, ten behoeve van eenige gevangenen om Sodomie, aan de zes Onderkwartieren in handen gesteld was, tegen den zin der drie anderen, met magt om daarop een afdoende vonnis te vellen. De Baron VAN LINTELO, Heer van Stedum, onder het twisten hier over, zig uitgelaaten hebbende, in woorden, welke de zes Kwartieren zeer aanstootelijk voorkwamen, werd gelast, zig uit de Ommelander Vergadering te onthouden. De rechtspleeging, die, middelerwijl, door den Heer FAAN, over de beschuldigden gehouden was, werd bij de zes Onderkwartieren verworpen, en door de drie andere, die zijne zijde hielden, goedgekeurd,

Beide partijen vervoegden zig, sedert, bij de Algemeene Staaten, die eene uitspraak deeden over het geschil, waarin de zes Onderkwartieren genoegen namen, De Stad, hiervan de lucht gekreegen hebbende, trok zig de zaak aan, en nam het euvel op, dat de Staaten eenige schikkingen scheenen te willen maaken, op de rechtspleeging in de Ommelanden, die, huns oordeels, door twee leden kenden geregeld worden. Maar die van de zes Onderkwartieren der Ommelanden verbonden, dat zij op zig zelve konden huishouden, zelfs in het stuk van rechtspleeginge, zonder dat zij verbonden waren, zig te, onderwerpen aan de de schikking van der Hoofdmannen Kamer,bij welke de rechtspleeging, over de beschuldiging van Sodomie, was goedgekeurd. De zes Onderkwartieren voeren intusschen voort, met het maaken van schikkingen, op de rechtspleeginge in de Ommelanden, tragtende dezelve intevoeren, op het gezag der Aigemeene Staaten , zeer tegen den zin der Stad, die verstond, dat hierdoor de Hoogheid der Staaten van ’t Gewest, meer of min gekwetst werd. Ook oordeelden de drie Onderkwartieren, dat de Landschaps Vergadering onwettig was, zo lang zij, gelijk tegenwoordig, alleen uit de zes Onderkwartieren bestond De Vergadering werd, derhalven, opgeschort. De Algemeene Staaten verzuimden vervolgens niet, de Stad te vermannen tot het hervatten van de Vergaderinge, alzo de gemeente niet weinig leed, door de opschorting van dezelve. Doch de Stad de zijde der drie Onderkwartieren houdende, was hiertoe niet te beweegen, zo lang de drie Kwartieren leden van de Vergadering bleeven,

Ondertusschen kon men de bewilliging der Staaten van het Gewest, in overeenkomst, wegens de onzijdigheid der Oostenrijksche Nederlanden, daardoor niet bekoomen. Hierom beslooten de Algemeene Staaten, in de maand December, van het jaar 1733, de geschillen, in de Ommelanden , die, behalve het stuk der rechtspleeginge, ook bet begeeven der Ampten betroffen, door hun gezag en uitspraak te beslissen. De Stad, nogthans, schoon de Algemeene Staaten erkennende voor handhaavers van het Ommelander Reglement, waartoe zij, weleer, door beide de leden, verzogt waren, vond geen genoegen in de uitspraak, door de Aigemeene Staaten gedaan.

Ook was dezelve niet naar den zin der drie Kwartieren. Dus werd de Landdag, andermaal, afgebrooken, en de verwijdering grooter. De rechtspleging van den Heere FAAN, onder anderen ook, over negen van zijne Eigenërfden, die hem, naar zijn zeggen, in de kuiperije lang waren tegen geweest, werd, door de zes Onderkwartieren, verdagt gemaakt, bij de Algemeens Staaten. De Stad, daarentegen, verdeedigde die rechtspleeging; beweerende, naar waarheid, dat men den Heere FAAN, als Rechter, veele valschheeden had aangewreeven: ook bewerkte zij, dat deeze rechtspleeging, die zo veele geschillen veroorzaakt had, ten uitvoer gebragt werd, in het volgende Jaar.

Vaderlandsche Historie, XIX Deel, bl. 39, 171 en 173.

< >