[/i]hij was een van hun, die, met den aanvang der Nederlandsche beroerten, ten diende des Konings van Spanje. alles opofferden, om hunne Landgenoten den hals onder het Graaflijk juk te doen bukken. In het Jaar 1556, voerde hij het bevel over een der drie Regimenten voetvolk, die geschikt waren, om de Landzaten, met of tegen hunnen wil, in ’s Konings bede te doen stemmen.
Vermids daar uit hunne achterstallige soldij moest voldaan worden, kan men ligt bevroeden, hoe gematigd zij hebben huis gehouden. Hij bleef steeds den Koning getrouw, zelfs na de komst van ALBA. Want, in het Jaar 1568, vindt men, dat hem het bevel over zes of zeven Vaandelen knegten was toebetrouwd, met welke, gevoegd bij eenige benden Ruiters, hij den Prins van Oranje noodzaakte, Roermonde te verlaaten, en de wijk te neemen naar Daalhem, bij welke Stad, op den 25sten van de maand April, een hevig gevegt voorviel, ten nadeele van de Nederlandsche ballingen, die aldaar, grootendeels, geslagen werden. Na dien tijd vindt men zijnen naam, als verdrukker der vrijheid, niet meer gemeld.Zie de Sententien van ALBA, bl. 204 en 205.