een agterneef van den zo evengemelden CORNELIS EVERSDYK werd geboorenden 25 December van het Jaar 1653. Zijn Vader JOHANNES EVERSDYK, was toen Predikant te Ellewoutsdijk, en naderhand in 's Gravenpolder; zijne Moeder was CORNELIA VAN CAMPEN, mede van deftige afkomste in Zeeland. Zijne Ouders hem, al vroeg, door den dood, ontrukt zijnde, werd hij, bij eene Moei, onder opzigt van Voogden, te Goes opgevoed.
Van hem word getuigd, dat hij, van zijne vroege jeugd af, ongemeene blijken gaf van achting en eerbied voor God en zijnen dienst. Na, in Zeeland, zig in de taalen te hebben laaten onderwijzen , vertrok hij , in het Jaar 1675 , naar Utrecht, daar hij het onderwijs genoot van VOETIUS, ESSENIUS, MAASTRICHT, VAN HALEN, en andere bekwaame en geleerde Mannen. In het Jaar 1680, keerde hij, met voortreffelijke getuigschriften veorzien, naar Zeeland te rug, alwaar hij tot den openbaaren Predikdienst toegelaaten, en kort daarna beroepen werd te Wemelingen. Een zwaar verlies leed hij hier, door eenen brand, gedicht door een snooden booswicht; niets bergde hij daar uit, dan degeschrevene Predikaatsie, die hij, daags daaraan, doen moest. De schrik daarvan veroorzaakte hem een pijn in de zijde, die hem, geduurende zijn gantsche leven, bij bleef. Een jaar daarna werd hij beroepen te Zaltbommel, in het Jaar 1683, te Oestzaanen, en in 1684, te Wezel; deeze aanbieding, echter, wees hij van de hand; doch nam, in dat zelfde Jaar, het beroep te ’s Hertogenbosch aan.In de maand November van het Jaar 1686, aanvaardde hij het beroep te Rotterdam. In 1695, beroepen zijnde, in ’s Gravenhage, had dit, echter, geenen voortgang; zo min als dat, welk, twee Jaaren daarna, te Utrecht, op hem werd uitgebracht. Hij stierf te Rotterdam, op den 11 Juij van het Jaar 1729, in den ouderdom van ruim 75 Jaaren. Zijn afbeeldzel gaat in prent uit, en zijne schriften zijn ten overvloede bekend.