Markgraaf van Castelnuovo en Boutigliere; natuurlijke zoon van Graaf PETER ERNST VAN MANSFELF, gebooren in het Jaar 1585, doch, door Keizer RUDOPH DEN II, als een echte zoon verklaard. In zijne eerde jeugd werd hij opgevoed aan het Hof van den Aartshertog ERNESTUS, Gouverneur der Nederlanden, en daarna gezonden aan zijnen broeder, Graaf KAREL VAN MANSFELD, om door hem,
in de konst des oorlogs, onderwezen te worden. Tot meerder Jaaren gekomen zijnde, diende hij den Keizer en den Koning van Spanje, in de Hongarische en Nederlandsche oorlogen; doch vatte eerlang een misnoegen op , bijzonder tegen Spanje; het zij om dat hij niet genoeg werd bevorderd, of om dat hij zijne bezolding niet ontving. In het Jaar 1609, nam hij wederom dienst onder den Aartshertog LEOPOSD, en bekleedde den rang van Overste. Doch dezen dienst verlaaten hebbende, begaf hij zig onder de Unie, en diende tegen Spanje , onder Hertog KAREL EMANUEL van Savoije, die hem tot Markgraaf verhief. Na dat de vrede in Frankrijk gesloten was, trok hij, met 2000 man , naar Duitschland, ter ondersteuninge van FREDRIK, Keurvorst van den Paltz, die hem, in het jaar 1618, naar Boheemen zond, om de partij tegen Oostenrijk te versterken. De Boheemers benoemden hem, te Praag, tot Generaal Veldtuigmeester , en Overste van het Voetvolk: in die hoedanigheid bemagtigde hij de Stad Pilsen; en schoon hij daarom, door den Keizer, in den Rijksban gedaan werd, hielden, echter, de Boheemers hem in hunnen dienst, en namen hem onder de Landstenden aan.
Op den Keizerlijken Generaal BUCQOY, die hem eenige schade had toegebragt, wist hij zig spoedig te wreeke. Na dat de Keurvorst van den Paltz tot Koning van Boheemen verkooren was, en dat Rijk wederom verlooren had, verdedigde hij, echter, zeer hardnekkig Pilsen en Tahor. FREDRIK benoemde hem vervolgens tot zijnen Generaal ; doch Keizer FERDINANT, hem voor een muiteling uitmaakende, deedt eene groote somme Gelds op zijn hoofd zetten, en belooven aan een iegelijk, die hem levendig of dood aan hem leverde. Pilsen moest hij, in het Jaar 1621, aan den Keizer overgeeven; en niet in staat zijnde, TILLY te wederstaan , week hij, met zijn Leger, naar den Opperpaltz, en sloeg aan de grenzen eenig volk van den Generaal TILLY. Deeze trok daarop insgelijks naar dien oord; waarop ERNST naar den Nederpaltz week. In het Jaar 1622, verwoestte hij den Elzas: waarom hij, door den Keizer, voor de tweede maal, in den Rijksban gedaan werd. Zonder zig daaraan te stooren, trok hij, ten tweedemaale, naar het Sticht Spiers; en na dat Koning FREDRIK, met zijn Leger, zig bij het zijne gevoegd had, sloeg hij de Beijerschen bij Mengelsheim, veroverde stormenderhand Ladenburg, en ontzette Hasenau. Door dezen voorspoed werden zijne troepen, die slegt van hem betaald werden, aangemoedigd, om hem schielijk en gewillig te volgen. Zeer spoedig en onverwagt overviel hij den Land. graaf van Hessen Darmstad, als eenen vriend van den Keizer, en nam hem en zijnen zoon JOHANNES gevangen; op zekere voorwaarden, werden zij ontslagen.
Vervolgens vereenigde hij zijn leger met dat van CHRISTIAAN, Hertog van Brunswijk, en Bisschop van Halberstad; trok, door den Elzas, Lotharingen en Henegouwen, naar Braband, om dat de zaak van de Ligue in een slegten staat was, en hij zijnen dienst den Keizer te vergeefs had aangeboden. De togt naar de Nederlanden geschiedde zeer onverwagt. en was zeer rampzalig voor de plaatzen, daar hij doortrok, om dat zijne Soldaaten alleen van den roof leefden. De Hertog van BOUILLON, te Praag den Hervormden Godsdienst hebbende aangenoomen, zogt hem te overreeden, om de Hugenoten, in Frankrijk, bij te springen; ’t welk geene kleine vreeze bij den Koning veroorzaakte; zelfs zogt de Hertog van NEVERS hem te beweegen , om in dienst van den Koning overtegaan. Doch Graaf ERNST, den kans waarneemende, trok regt door naar de Nederlanden. Op den 29 Augustus van het Jaar 1612, vond hij zeer onverwagt, den Spaanschen Generaal Don GONSALVO DE CORUA, bij Fleurij, achter een berg, in volle dagorde, om hem de pas Acte snijden; zints tien weeken waren de Mansfeldsche Soldaaten niet onder dak geweest: veelen zelfs hadden in geen veertien dagen brood gezien, en waren afgemat en krank.
Nogthans waagde de Graaf eenen slag, die zo gelukkig uitviel, dat de Spanjaarden , geheel verslagen , met achterlating van alle het geschut en pakkadje, de vlugt namen ; hoewel zij, om dat MANSFELD hun niet vervolgde, zig de overwinning toeschreeven. Gebrek aan leevensmiddelen deed hem naar de Nederlanden voortspoeden. Onder weg verloor hij veel volk, en ook een groot deel van den behaalden buit. Hij was tegenwoordig bij het gelukkig ontzet van Bergenopdenzoom, dat door SPINOLA belegerd was. In het volgende Jaar was hij tegenwoordig bij den vrugteloozen aanslag des Prinsen van Oranje op Antwerpen. Nog in dat zelfde jaar, na groot gevaar te hebben geloopen van te verdrinken, vertrok hij wederóm naar Duitschland, nam Dorsten, en andere plaatzen, in Westphalen weg, en deed een inval in Oost- Friesland. Intusschen was het Leger van Hertog CHRISTIAAN van Brunswijk, door TILLY, geslaagen en verstrooid. De Staaten namen in hunnen dienst een goed getal der verloopene knechten; doch, alzo zij onder MANSFELF, niet anders geleerd hadden dan rooven en plonderen, werden ze wederom ontslagen die in dienst bleven, geleidde de Graaf VAN STYRUM tot MANSFELD, in Oost-Friesland, die hun allen moedwil toeliet. De Generaal TILLY had ten oogmerks, ERNST, in Oost -Friesland, aan te tasten, doch deze had, bij Stukhauzen, zig zo wel verschanst, dat TILLY hem niet kon naderen. Gebrek aan geld was oorzaak, dat zo wel de Mansfeldschen als de Franschen, met welke zij versterkt waren, het den Oost-Friezen ondraaglijk maakten.
De algemeene Staaten, om den opstand te verhoeden boden Graave ERNST eene somme van 300,000 Guldens aan; mids hij, na de ontvangst daarvan, het volk zou afdanken en het land doen ruimen. Hij deed dit ook, zeer weinig volks behoudende, ’t welk binnen kort mede verliep.
Hij begaf zig daarop naar Frankrijk, daar men, Iangs, hoe meer, voor de magt van Oostenrijk, bedugt werd, en bad den Konmg den Paltzgraaf te ondersteunen. Dit hem eenigermaate beloofd zijnde, stak hij over naar Engeland, daar hij zeer wel ontvangen, rijkelijk begiftigd, en tot entot Generaal Veldmaarschalk voor den aanstaanden Veldtogt, werd aangesteld. Ook verzamelde hij daar eenige troepen, voorde dezelfde naar Holland, doch stond ze wederom af aan den Prinsvan Oranje
om ‘er zig, tot het ontzet van Breda, van te bedienen.Hierop stak hij andermaal over naar Engeland alwaar hij met groot levensgevaar, wegens geleden schipbreuk, aanlandde. In het jaar 1625, hield hij bijna geheel Duitschland in onrust, en verbond zig met BETHLEM GABOR; doch ziende, dat die Vorst zig met den Keizer wilde vereenigen, verliet hij hem, met oogmerk om te Venetien of in Turkijen zijn geluk te beproeven. Op den 20 November des Jaars 1626, werd hij, te Bossie, van eene ziekte overvallen, die hem den dood veroorzaakte. Zijne bedrijven hebben altoos verwondering veroorzaakt. Want hoe menigvuldige maalen hij ook geslagen werd, en schoon land noch volk hebbende, kwam hij, echter, telkens, eer ’er iemand op verdagt was, met een nieuw Leger ten voorschijn. Volgens zommigen zou hij de eerste geweest zijn, die zig van Dragonders bediend heeft. Ook word ’er verhaald, dat hij, zijn einde voelende naderen, zig aankleedde, den degen op zijde gordde, en dus staande, in de arme van zijne bedienden, als een Held, den geest gaf.
Zie VAN MITTEREN, Nederl. Oorl. VASSOR , Histoire du reg. de Louis XIII, Tom. IV. enz. enz.