een gedeelte van de Provintie Friesland, verdeeld in twee Grietenijen, bekend bij de naamen van Oost- en West-Dongeradeel; zijnde gelegen in ’t noorden van die Provintie, langs de Zee, in het Kwartier van Oostergo, tusschen de Grietenij Ferwerderadeel en het Dokkummerdiep. Een klein watertje, de Paesens genaamd, scheid deze landstreek in de gemelde twee Grietenijen. Geduurende den oorlog tusschen Spanje en den Staat, hebben deze beide Grietenijen, door de plonderingen der Spanjaarden, veel geleeden; en niet minder door de Zeegolven, inzonderheid in het jaar 1570, toen, in deze kwartieren, door den vloed, huizen en schuuren, menschen en beesten, werden weggesleept.
Boven de kerkdeur van Metzelawier, in Oostdongeradeel, staan nog, in een steen, ter nagedachtenisse daarvan, deze woorden uitgehouwen: IN HET JAAR TZEVENTIG IS HET WATER IN DEZE KERK EEN VOET HOOG GEWEEST, EN ZIJN IN DEZE GRIETENIJ VERDRONKEN 1800 MENSCHEN; behalven die, met het afgaande water, uit de Grietenij van Dongeradeel, oostzijde, waren in Zee gespoeld. In deze beide Grietenijen zijn, ’s nachts, door den inbreuk, omtrent 5000, en in Dokkum 200 menschen verdronken; waarom ook de Nieuwe Landen, zo oost als westwaarts van Holwert gelegen, in het jaar 1500, bedijkt zijn. Gelijk op deze plaatsen, door veranderinge in den loop des waters, veele landen zijn aangewassen, hebben, daarentegen, de landen, in de naastgelegene oorden, als te Wierum en te Nes, groote afbreuk geleden, en wel op zulk eene wijze, dat de Kerk te Wierum, die voorheen in het midden van het Dorp stond, in het jaar 1602, reeds aan den Zeestrand lag. Hadde men ’er niet in tijds tegen voorzien, deze landen zouden reeds lang door de Zee zijn weggeslagen.
In het jaar 1592 werden, in Oostdongeradeel, ingedijkt, de landen van Ainjum, Lioessens en Paesens, door den Heere ERNST VAN AYLVA. In deze beide Grietenijen leggen de Staaten ot Stinsen Holdinga, Obbinga, Heemstra. Humalda, Dornsum, Ropta, Popma, Moppema, Rienekama, Herwey, Aylva, Bolta, Sixma, Tiessens, Hannia, Jaarsma, Scheltama, Steenstra en Brantstede. Eenigen dezer Adelijke familiën hebben, geduurende den oorlog, den Spanjaarden veel afbreuk gedaan, en aan ’t Vaderland, integendeel, de grootste diensten beweezen; waardoor ook hunne naamen aan de onsterflijkheid zijn toegewijd.