was, in het jaar 1650, Vice-Commandeur van wegen de Admiraliteit van Enkhluizen, en deelde in het lot van meer anderen, welke, in de maand Julij des gemelden jaars, voor de heersch- en roofzugt der Engelschen moesten bukken. Want, nadat de Engelsche vloot, onder de Haringbuizen, die door twaalf kleine Oorlogschepen gedekt werden, gevallen waren, en, na een hevig gevegt van drie uuren, dezelve verstrooid hadden, ontsnapten het slegts dertig Buizen.
Twee van de Convoliers werden in den grond geboord; een derden was men genoodzaakt in brand te steeken; agt andere, waaronder dat van VAN DONGEN, werden genomen. De Engelschen moesten, echter, deze overwinning ten duursten betaalen, hebbende zij drie van de genomene Hollandsche schepen nodig, om hunne gekwetsten naar Schotland op te zenden; verscheiden van hunne beste schepen waren mede onbruikbaar gemaakt.Zie BRAND en CENTEN, Historie van Enkhuizen, II. Deel, p. 148. De Hollandsche Mercurius van 1652. MONTANUS, Beroerde Oceaan, bl. 132.
