Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 15-03-2024

COEBEL

betekenis & definitie

was, in het jaar vijftien honderd zes-en-zestig, Raadsheer aan het Hof van Brussel, en dus in een der allergevaarlijkste tijdperken. Kort na het overgeeven van het vermaarde Request der Edelen aan de Landvoogdesse, hadden de Staaten van Holland beslooten, een bijna dergelijk verzoek als de Edelen te doen, op den naam van Ontwerp eener Moderatie, tot matiging der Plakaaten. De Afgevaardigden, die gelast waren, hetzelve der Hertoginne aan te bieden, waren zo ras niet te Brussel gekomen, of zij vernamen dat het Vertoog reeds ten Hove geleezen was.

COEBEL was het, die dit den Advocaat niet alleenlijk bekend maakte, maar ’er zelfs bijvoegde „hoe dat het Vertoog was bevonden te zijn van gelijken inhoud als het Verzoekschrift der Edelen, die men Gouzen noemde, en welker bedrijf bij den Koning zo kwalijk genomen werd, dat zij gevaar liepen, in deszelfs hoogste ongenade te vallen.” Hierom gaf hij in bedenken, of de Staaten, met het inleveren van hun Vertoog, het bedrijf der Geuzen niet zouden billijken, en zig dus ook aan gelijk gevaar met hun bloot stellen. Vervolgens overgaande tot een onderzoek van het Vertoog zelf, merkte hij aan, dat daarin eene vrijheid begeerd werd, die het land voor allerhande verleiders en kwaaddoeners moest openstellen: zodat het inkomen van vreemde Leeraars, het openlijk prediken, de opschuddingen onder de Gemeente, en andere zwaarigheden, die er uit te wachten waren, den Staaten zouden worden te last geleid. Ten besluite zeide hij „dat hun Vertoog geene vrugt doen zou, alzo zij geen ander antwoord van de Landvoogdesse te wagten hadden, dan aan de Geuzen gegeeven was.” Om alle deze redenen werd dan ook het inleveren van het Vertoog gestaakt.

Resolutie van Holland, van den 28sten Julij 1566, bl. 30.

< >