wiens tijtels, als Vrijheer, wij eerder gemeld hebben, maakte zig, in den tijd van de oproeren der Kameniers, en hunne zamenzweering, ter verdelging van den Hollandschen Adel, berucht. Deze oproerige hoop vertoonde zig mede voor Utrecht, en strooide zo veel kwaad zaad onder de Burgerij, dat die haare Regeering uitdreef, en hun, tegen wil en dank der andersdenkenden, binnen liet; welken aldaar zo lang vertoefden, tot dat SWEER VAN BOSICHEM, met de uitgedreevene Ballingen, voor de Stad kwam, dezelve overrompelde, de uitgedreevenen herstelde, en de muitelingen verbande; welke, ter sluip weder binnen gekomen zijnde, andermaal een oproer stichtten.
Om dit in zijn beginzel te smooren, vertoonde zig Heer KLAAS VAN CATS, als Voogd over den onmondigen Graaf FLORIS, met vijfhonderd man, voor de Stad, overmeesterde de poort, en beval aan de twistende partijen, de wapenen neder te leggen. Dit werd uit vreeze door hen verricht; zijnde zij beiden onkundig, of hij gekomen ware tot bijstand van den Adel of van ‘t Gemeen, en wel overtuigd dat de zijde, die hij koos, verwinnaar zou zijn. De rust in de Stad werd door hem hersteld, met het uitbannen van meer dan veertien honderd, of, zo anderen zeggen, twee duizend Burgers. Alle deze gebeurtenissen zijn voorgevallen tusschen den jaare twaalf honderd agt-en-zestig en één-en-zeventig. Indien men zig niet vergist, heeft deze Heer NICOLAAS CATS eenen zoon gehad.