Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

BOUMA, Gellius

betekenis & definitie

wiens grootvader en vader Predikanten der Hervormden waren, werd, 1604, beroepen te Landsmeer, 1608 te Buiksloot, 1610 te Angerlo, 1614 te Nieuwkerk, en 1621 te Zutphen, alwaar hij, 1658, overleed; hebbende deze drie BOUMA’S bijna honderd en vijftig jaaren het predikampt bediend. Van GELLIUS BOUMA heeft men eene Verklaaring over den Heidelbergschen Catechismus. Ook gaat zijn afbeeldzel overheerlijk schoon in prent uit, zijnde in ’t koper gebragt door C.

VISSCHER.Zie J. ENGELSMA, Naamlijst der Predikanten onder de Classis van Zevenwouden, p. 250.

< >