afkomstig uit het voornoemde vermaarde geslacht, en Raadsheer in den Hove van Utrecht. Hij was beroemd door zijne kundigheid in de Historiën en Oudheden van zijn Vaderland; waarvan hij een klein gedeelte ten koste gelegd heeft, tot het zamenstellen van eene korte beschrijvinge van Utrecht, om geplaatst te worden onder de kaart, door SAFTLEVEN, in 1648, uitgegeeven. Men vindt daarvan ook een afzonderlijken druk, in blads grootte, met de kaart daar achter, en nog een anderen in 4to, bij JOHANNES KANNEMAN 1715; doch deeze uitgave is door de uitlaating van geheele regels zeer gebrekkig.
Een vollediger heeft de Heer Griffier VAN DE WATER geplaatst achter ’t derde deel van zijn Utrechts Placaatboek, in dat vertrouwen, zo zijn Ed. zegt, dat dit kort opstel, voortgevloeid uit de penne van een Schrijver, die in de kennis der Oudheden van dit Landschap doorkneed was, den Leezer niet mishagen zoude. In het jaar 1745 werd het te Amsteldam weder herdrukt, en geplaatst achter de kleine Stichtze Chronicke, door Jacobus Fransz van Cortgeen van den Goude, bestaande daarin ruim vier-en-twintig bladzijden, in 8vo. Dit, gevoegd bij de Beschrijving der Stad Utrecht, door Mr. VALENTIJN VAN BLONDEEL, waarvan wij, in het voorige Deel, reeds melding gemaakt moesten hebben, is in staat den Leezer het beste licht, ten opzichte van die Stad, te geeven, mits daarbij gebruikende de onmisbaare Utrechtsche Jaarboeken van K. BURMAN, en de Kerklijke Oudheden van die Stad. Van dit geslachte komt ons nog te vooren:
(Zie VAN LEEUWEN, Batt. Ill., fol. 875 en 887. V. BALEN, Beschrijving van Dordrecht, p. 997, 998 en 999. BURMAN, Utrechtsche Jaarboeken, III. Deel).