Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

BOONEN, Jacobus

betekenis & definitie

zoon van KAREL BOONEN, lid van den Hoogen Raad van Braband, en van GEERTRUIJ VAN EETVELDE, werd geboren te Antwerpen, 1573. Den grond zijner studiën leide hij te Leuven, en werd aldaar tot Doctor in de Rechten bevorderd.

Naderhand gaf hem het Genootschap der Hoofdkerke van Mechelen een Kanunnikschap onder zijn bestuur, en voegde hem den Aarts-Bisschop M. VAN HOVE tot geestlijken rechter toe. Weinig tijds daarna werd hij bevorderd tot Deken der Hoofdkerke, en geestlijk lid van den Hoogen Raad van Mechelen. In het jaar 1617 werd hij, door den Aarts-Hertog, tot Bisschop van Gend benoemd; welk Bisdom hij vier jaaren met lof regeerde; waarna hij, door denzelfden Aarts-Hertog, tot Aarts-Bisschop van Mechelen verheven werd. In het jaar 1621 deed hij den Priesterlijken dienst, bij den uitvaart van ALBERTUS. In 1628 ondernamen de Monniken van zijne Abdij van Afflighem, onder geleide van hunnen Proost BENEDICTUS VAN HAAFTEN, de Hervorming; na een doorgestaan proefjaar, deeden zij hunne geloften in handen van den Aarts-Bisschop, verzeld zijnde van de Abten van St. Denijs, nabij Bergen in Henegouwen, en St. Adriaan, te Geersbergen. De geleerde CORNELIS JANSENIUS deed bij die gelegenheid een schoone redenvoering.

BOONEN had den lof van zeer mededeelzaam omtrent, de armen te zijn. In hetzelfde jaar 1628, vereerde de Koning van Spanje hem met het ampt van Eerste Lid van zijnen Raad van Staaten te Brussel, dat hij met roem veele jaaren bekleedde. In 1638 werd hij, met ANTONIUS VAN TRIEST, Bisschop van Gend, uitvoerder van den laatsten wille van de Aarts-Hertoginne ISABELLA, Infante van Spanje. Hij overleed den 30sten Junij 1655, na een vier-en-dertig jaarig bestuur van zijn Bisdom, oud zijnde twee-en-tagtig jaaren, en werd in de Domkerke begraven. Zijn afbeeldzel gaat op onderscheidene wijzen in prent uit, waarvan dat bij MEIJSENS het beste is.

Zie Groot Kerklijk Tooneel van Braband, fol. 24.

< >