een Slot te Vianen, is de verblijfplaats der Heeren deezer Vrijstad en verdere Heerlijkheid, doch veel ouder dan de Stad zelve; zijnde gebouwd door Heer ZWEER VAN KUILENBORG, jonger Broeder van Heere JAN DEN III, op den grond, hem, als zijn Vaderlijk erfdeel, in het jaar 1213, te beurt gevallen.
Wij kunnen niet voorbij aantemerken, dat, van het jaar 1100 tot 1400, meest al het platte Land van Holland aan den Adel in eigendom behoorde. Een dier Heeren, meer dan één Zoon hebbende, gaf aan de jongste Zoonen, ieder voor zijn aandeel in het Vaderlijk erfgoed, 40, 50, 60, 80, 100 enz. morgentaalen lands, waarop zij dan een Slot bouwden, en hetzelve naar hunnen bijnaam noemden; verlatende zelfs nu en dan den Vaderlijken naam, die dan weder op den Oudsten bleef; voerende, echter, het zelfde wapen, schoon met eenige verandering van kleur en verwen. Na de voltooijing van dit Slot, werden ’er, van tijd tot tijd, eenige huizen bijgebouwd. (Zie VIANEN).
De groote en zwaare Toren van dit Slot, van ouds Batestein geheeten, heeft naderhand den naam van de St. Paulus Toren gekregen. Dezelve werd in 1372 opgerecht, op last van Heer GIJSBERT VAN VIANEN, voor het geld, dat hij ontvangen had, tot rantzoen: voor den Zoon van den Graaf van ST. PAUL van Artois, door hem, in den Veldslag, in het Land van Gulik (1371) gevangen gekreegen. Hoe dit Slot of Kasteel aan het geslacht van BREDERODE gekomen zij, zal op het Art. BREDERODE gezegd worden.
De Paulus Toren, waarvan wij zo even spraken, wordt, door het gemeene Volk, Simpel genaamd, naar den Zoon van den gemelden Graaf van ST. PAUL. Den naam van Batestein zegt men op de volgende wijze aan ’t Kasteel gekomen te zijn.
Heer GIJSBERT VAN VIANEN had ter Gemalinne Vrouwe BEATRIX, anders BAATJE of BATJE, Dochter van Heer JAN DEN XIX van Egmond. Haare jonger Zuster was getrouwd met Heere GERARD VAN CUIJLENBURG, van wien het Slot van Vianen, staande in een Boomgaard, even buiten de Stadsmuuren, ter Leen gehouden moest worden. BATJE zag met leedwezen, dat zij het Leen moest ontvangen, of verheffen van haare jonger Zuster; dus bewoog zij haaren man het zelve aftebreeken, het tegenwoordige te bouwen, en dit naar haaren naam BATE te noemen, en, om dat het van steen gebouwd was, stein of steen bij dien naam te voegen, en het dus BATESTEIN te heeten; welken naam het nog draagt. Van dit Kasteel vindt men meer dan één Prentverbeelding, onder anderen bij SMIT, in zijne Schatkamer der Nederlandsche Oudheden, bl. 48, waar bij de Schrijvers, die desaangaande bericht geeven, genoemd worden.